8 februari

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 21B, e-f-g-h.
  • Vertalen 21B.

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken 21B, e-f-g-h.
  • Vertalen 21B.

Slide 1 - Diapositive

Vragen grammatica?

Slide 2 - Question ouverte

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Diapositive

Modus Conjunctivus
  • De conjunctivus is een modus, net als de indicativus, imperativus en infinitivus.
  • De indicativus geeft feitelijke informatie. 
  • De conjunctivus geeft meestal aan: 
  • aarzelingen, vervulbare wensen, onvervulbare wensen, mogelijkheden, aansporingen en vriendelijke bevelen. 
  • De conjunctivus komt voor in de hoofdzin en de bijzin.

Slide 4 - Diapositive

Conjunctivus Praesens
  • De conjunctivus imperfectum en plusquamperfectum zijn eerder besproken (infinitivus [perfectum] + uitgang).
  • Vorming conjunctivus praesens:
  • stam + kenletter + uitgang (activum of passivum)
  • Kenletter = a, maar e bij de a-stammen.
  • tenere > tene > tene-a-m of tene-a-r
  • amare > ama > am-e-m of am-e-r

Slide 5 - Diapositive

Conjunctivus Perfectum
  • Vorming conjunctivus perfectum:
  • perfectumstam + uitgang 
  • de uitgangen zijn vrijwel gelijk aan het futurum exactum
  • amare > ama-v > amav-erim, amaveris, etc. 
  • Passivum: ppp + conjunctivus van esse
  • Zie blz. 138 en 139. 

Slide 6 - Diapositive

Conjunctivus in hoofdzinnen
  • Adhortativus: aansporing. Vertaling: "laten we...". 
    Ontkenning: ne.
  • Optativus: wens, vaak met utinam.  Vertaling "moge(n)".
    Conjunctivus praesens: de wens vervulbaar. 
    Conjunctivus imperfectum. of plusquamperfectum + utinam: de wens is onvervulbaar.
    Ontkenning: ne.

Slide 7 - Diapositive

Conjunctivus in hoofdzinnen
  • Prohibitivus: verbod. ne + conj. perfectum: "doe niet".
  • Dubitativus: twijfel. Vertaling: "moeten".  Ontkenning: non. 
  • Potentialis: mogelijk of waarschijnlijk. Vertaling: "zou". Ontkenning: non. Vaak na voorwaardelijke bijzin. 
    Bijzonder: mogelijkheid in het verleden: je had kunnen...
  • Irrealis: gebeurtenis in het verleden heeft niet plaatsgevonden. Vertaal met "zou" of een verleden tijd. 

Slide 8 - Diapositive

Conjunctivus in de bijzin
  • Conjunctivus + ut
  • doel (opdat) of gevolg (zodat)
  • Conjunctivus + cum
  • toen/nadat, omdat of hoewel. 
  • Conjunctivus + qui (hoofdstuk 20):
  • doel (opdat) of gevolg (dat)

Slide 9 - Diapositive

Scriptum est:





Slide 10 - Question ouverte

Quod tibi fieri non vis, alii ne feceris.





Slide 11 - Question ouverte

Si quis alium corpus superposuerit, det fisco CCC milia

Slide 12 - Question ouverte

Paulo siste gradum, iuvenis pie, quaeso, viator,

Slide 13 - Question ouverte

ut mea per titulum noveris sic invida fata.

Slide 14 - Question ouverte

Hic ego Siculina, minus bima, crudeli funere operta, ante dedi matri et patri luctum,

Slide 15 - Question ouverte

quam bracchia circum darem, quam grata fuerim matri aut patri.

Slide 16 - Question ouverte

Quisque huic titulo manus intulerit,
sale et aqua desideret.

Slide 17 - Question ouverte

Qui hoc titulum sustulerit, habeat iratas umbras, qui hic positi sunt.

Slide 18 - Question ouverte

Quod quisque vestrum mortuo optaverit mihi,
id illi eveniat semper vivo et mortuo.

Slide 19 - Question ouverte

Stercus intra cippos qui fecerit aut violaverit, ne luminibus fruatur.

Slide 20 - Question ouverte

Qui hic mixerit aut cacaverit, habeat deos superos et inferos iratos.

Slide 21 - Question ouverte

Si pro virtute et animo fortunam habuissem,

Slide 22 - Question ouverte

magnificum monumentum hic aedificavissem tibi.

Slide 23 - Question ouverte

Nunc quoniam omnes mortui idem sapimus, satis est.

Slide 24 - Question ouverte

Quod si longa tuae mansissent tempora vitae, doctior in terris nulla puella foret.

Slide 25 - Question ouverte


Slide 26 - Question ouverte

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 27 - Diapositive

Aan het werk. 
  • Leer de woorden en grammatica t/m 21A.
  • Vertaal 21B, i-j-k.
  • [Kleur 21B, i-j-k.]
  • Leer de woordjes 2 t/m 20.

Dit is ook huiswerk.

Slide 28 - Diapositive