Hoe schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd? - les 21

Format 2
Hoe schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd?
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Format 2
Hoe schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd hoe je goede zinnen schrijft.

Slide 2 - Diapositive

Planning
  • Doelen
  • Korte uitleg
  • Aan het werk
  • Terugblik

Slide 3 - Diapositive

Doelen van de les
  • Je weet dat bij sterke werkwoorden in de verleden tijd de klank verandert.
  • Je kan zelf zinnen in de verleden tijd maken met een sterk werkwoord.

Slide 4 - Diapositive

Sterke werkwoorden in de verleden tijd
Bij sommige werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd: lopen - liep.

Omdat de klank zo sterk verandert, noem je dat sterke werkwoorden.

Slide 5 - Diapositive

Zo schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd
  • Er zijn geen regels om te bepalen of een werkwoord sterk is. 
  • Je moet dus weten dat het 'hij loog' is en niet 'hij liegde'.
  • Je schrijft het sterke werkwoord zoals je het hoort.

Slide 6 - Diapositive

Zo schrijf je sterke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 7 - Diapositive

Opdrachten maken
Samen werken - les 21

We maken opdracht 2 t/m 5 samen.

Daarna maak je opdracht 6 t/m 15 zelfstandig.
Zelfstandig werken - les 21

Je maakt opdracht 4 t/m 15 zelfstandig.

Klaar?
-> NUMO

Slide 8 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 9 - Carte mentale

Doelen van de les
  • Je weet dat bij sterke werkwoorden in de verleden tijd de klank verandert.
  • Je kan zelf zinnen in de verleden tijd maken met een sterk werkwoord.

Slide 10 - Diapositive