Extra les ondersteunen mensen met een verstandelijke beperking

Extra les
Les over ondersteunen van mensen met een verstandelijke beperking

1.  Mensen met een licht verstandelijke beperking

2. Mensen met matig verstandelijke beperking
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Extra les
Les over ondersteunen van mensen met een verstandelijke beperking

1.  Mensen met een licht verstandelijke beperking

2. Mensen met matig verstandelijke beperking

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

2

Slide 3 - Vidéo

00:59
Jordy heeft een lichte verstandelijke beperking. Welke belemmerende factoren spelen nog meer mee in zijn ontwikkeling

Slide 4 - Question ouverte

02:09
Welke vaardigheden heeft Jordy nodig om in de maatschappij te kunnen functioneren. (denk niet alleen praktisch)

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Diapositive

3

Slide 7 - Vidéo

01:18
Een meervoudige beperking houdt in dit geval in:
A
Verstandelijk beperkt en motorisch beperkt
B
Verstandelijk beperkt en verbaal beperkt
C
Verstandelijk beperkt en visueel beperkt
D
Verstandelijk beperkt en zintuiglijk beperkt.

Slide 8 - Quiz

02:44
Wat vind je van de manier waarop de begeleidster over Victor verteld?

Slide 9 - Question ouverte

04:14
Kunnen mensen met een matige verstandelijke beperking een (seksuele) relatie aangaan en onderhouden?

Slide 10 - Question ouverte

Down syndroom quiz
Wat weten we

Slide 11 - Diapositive

Mensen met het syndroom van down zijn licht verstandelijk beperkt
A
Nooit
B
Soms
C
Altijd
D
syndroom van down heeft niets met een verstandelijke beperking te maken

Slide 12 - Quiz

Welke kenmerken van het syndroom van down ken je

Slide 13 - Carte mentale

Waar
Niet waar
Kinderen met het syndroom van Down imiteren snel gedrag van anderen
Baby's met het syndroom van Down hebben een normale spierspanning
Bij mensen met het syndroom van Down is de verhouding van het lichaam normaal, ze zijn alleen vaak kleiner.
Mensen met het syndroom van Down reageren vaak wat trager, alsof ze eerst even na moeten denken

Slide 14 - Question de remorquage

2

Slide 15 - Vidéo

01:02
welke tips zou je aan deze moeder geven in het omgaan met het gedragvan haar zoon?

Slide 16 - Question ouverte

04:34
Bij iemand met een lichte verstandelijke beperking maak je in de communicatie gebruik van
A
Pictogrammen
B
Plaatjes en pictogramma
C
Voorwerpen en pictogrammen
D
Plaatjes, voorwerpen en pictogrammen

Slide 17 - Quiz

Opdrachten
Werk in groepje van maximaal 3 de onderstaande casussen uit. Je kunt dit in je eigen tempo doen!

Slide 18 - Diapositive

Mijn geheim
Je hebt een gesprek met Jan, een zorgvrager met een licht verstandelijke beperking en zijn ouders. Zijn ouders ondersteunen hem in zijn leven, zij zijn zijn wettelijke vertegenwoordiger. Zijn ouders vragen hem wel eens om te plagen of hij nog geen leuk meisje heeft ontmoet, maar daar reageert Jan eigenlijk nooit op. Jan heeft al enkele jaren een relatie met Asram en ze zijn dan ook vaak bij elkaar. Hij wil zijn ouders dit wel vertellen maar durft het niet omdat hij weet dat zijn ouders tegen homoseksuele relaties zijn. Vind jij dat hij het zijn ouders moet vertellen en hoe ga je hem helpen als zijn ouders weer eens vragen of hij nog geen vriendinnetje heeft.

Slide 19 - Diapositive

Levenskeuze
Amanda, een meisje met een matige verstandelijke beperking, wil graag werken bij zoiets als Brownies en Downies. Je weet dat zij erg kwetsbaar is en niet zo goed voor zichzelf op kan komen. Wat ga je doen om te zorgen dat ze uiteindelijk kan doen wat ze graag wil, of ga je het afraden en iets anders voor haar zoeken?

Slide 20 - Diapositive

Ik ben niet ziek
Een zorgvrager met een matige verstandelijke beperking geeft al een aantal dagen pijn aan, aan de rechterkant van zijn borstkas. De pijn zit ook aan de achterkant op dezelfde hoogte. Hij heeft iets koorts lijkt het wel en hij is wat kortademig. Als je hem echter vraagt of er iets is of vraagt of hij ziek is ontkent hij dat. Hij wil dus ook niet naar de dokter. Hoe zou je dit op kunnen lossen?

Slide 21 - Diapositive