Samenstellingen

Samenstellingen
Mijn kleinkind is geen klein kind.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Samenstellingen
Mijn kleinkind is geen klein kind.

Slide 1 - Diapositive

Samenstellingen

Slide 2 - Carte mentale

Samengestelde woorden
Een woord dat uit 2 of meer woorden bestaat die ook op zichzelf kunnen staan:
bloed druppels
vakken vuller
kassa medewerker
stage plek
Regel/uitgangspunt: aan elkaar schrijven

Slide 3 - Diapositive

Samengestelde woorden
Was het maar zo simpel.
Verschillende manieren om woorden aan elkaar te zetten:
- 'gewoon' (hoofdregel)
- tussen -n
- tussen -s
- koppelteken

Slide 4 - Diapositive

Samengestelde woorden
Twee of meer aaneengeschreven "losse woorden", die ook apart gebruikt kunnen worden
- bospaddenstoel
- tuingereedschap
- motorkettingzaag
- schapenwolken

Slide 5 - Diapositive

Hoofdregel
  • Een samenstelling is een combinatie van zelfstandige woorden.
           - boek + deel = boekdeel
           - handbal + trainer = handbaltrainer

  • Samenstellingen worden aaneen geschreven
           - informatie + distributie + systeem = informatiedistributiesysteem
           - elektriciteitsproductiemaatschappij
           - hippopotomonstrosesquippedaliofobie



Slide 6 - Diapositive

Het Groene Boekje

Bevat 'alle' Nederlandse woorden

Slide 7 - Diapositive

Tussen-n (Groene Boekje)
  • Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is, waarvan de meervoudsvorm op -en eindigt, dan schrijf je een tussen-n.

                    - pannenkoek: de meervoudsvorm van pan is pannen. Dit eindigt dus op ‘en’ en moet    
                       daarom met een tussen-n.
                    - prullenbak, paddenstoel: idem

  • Maar!
                     - horlogemaker: het meervoud van horloge is horloges
                     - groentesoep: het meervoud van groente is groentes of groenten

Slide 8 - Diapositive

Uitzonderingen
  • Schrijf geen tussen-n als het eerste deel van de samenstelling op een zaak of persoon slaat die enig in zijn soort is.


                    - Koninginnedag (er is maar één koningin)
                    - zonnewijzer (wij kennen maar één zon)
                    - roggebrood (rogge kent geen meervoud)



Slide 9 - Diapositive

Uitzonderingen
  • Schrijf ook geen tussen-n als het eerste deel een versterkende betekenis heeft.
                     - beregoed ('bere' staat hierbij voor heel goed)
                     - pikkedonker ('pikke' staat hierbij voor heel donker)
                     - reuzeleuk
                     - stekeblind
                     - apetrots

Slide 10 - Diapositive

Tussen -s-
  • Schrijf een tussen-s als je die ook hoort.
              - stadsdeel
              - eendagsvlieg
              - officiersloge
              - levensgroot
              - carnavalshit

  • Maar let op!
              - damesschoen … want -> dameskleding
              - stationsstraat … want -> stationsweg
              - liefdesscène … want -> liefdesverdriet


Slide 11 - Diapositive

Streepje ertussen (koppelteken)
  • Gelijkwaardige woorden
   hotel-restaurant; twee-onder-een-kap-woning
  • Woorden met hoofdletters
    Zuid-Afrika
  • Met een speciaal teken of cijfers
    een 80-jarige, het &-teken
  • Bij een afkorting
    vwo-diploma
  • Verwarring in de uitspraak (botsende klinkers)
   chocolade-ei
                                                                 Maar ... Radioantenne = geen klinkerbotsing


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Ga naar:
  1. Taalblokken
  2. Module 1F | 2F | 3F Grammatica en spelling
  • § 4.4 Samenstellingen (2F)
  • § 6.2 Samenstellingen (3F)

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag
Ga naar:
  1. Taalblokken
  2. Spelling & Grammatica 3F
  3. 02 Spelling
  4. Spelling - Samenstellingen

Slide 17 - Diapositive

Klaar?
Dan naar:
  • Taalblokken
  • Bouwstenen
  • 02 Onderwerp en hoofdgedachte
  • Tussentoets (niet de oude)

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

paard + bloem
A
paardebloem
B
paardenbloem

Slide 20 - Quiz

aap + rots
A
aperots
B
apenrots

Slide 21 - Quiz

aap + trots
A
apetrots
B
apentrots

Slide 22 - Quiz

bureau + inhoud

Slide 23 - Question ouverte

stad + sport + hal

Slide 24 - Question ouverte

btw + tarief

Slide 25 - Question ouverte

lade + kast

Slide 26 - Question ouverte

kinder + carnaval + optocht + voorbereiding + werkzaamheden+ comité

Slide 27 - Question ouverte

Het is voor mij duidelijk hoe ik samenstellingen moet schrijven.
Ja
Nee

Slide 28 - Sondage

Hoe vind je de les Nederlands in LessonUp?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage