Blok 4 les 4
1 / 50
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Hoe komt het dat de maan zo helder schijnt?
A
De maan is een soort grote ster.
B
De maan weerkaatst het licht van de zon.
C
De maan is een soort grote vuurbal.
D
De maan weerkaatst het licht van de aarde.
Slide 2 - Quiz
Welke van de volgende hemellichamen zijn planeten?
A
de aarde, de zon, Mars
B
de aarde en Mars
C
de aarde en de zon
D
de zon en Mars
Slide 3 - Quiz
Zet de planeten op de goede volgorde, begin bij de eerste planeet vanaf de zon.
Mercurius
Aarde
Venus
Saturnus
Jupiter
Mars
Neptunus
Uranus
Slide 4 - Question de remorquage
Waaruit bestaan de ringen van Jupiter?
A
Jupiter heeft geen ringen.
B
De ringen van Jupiter bestaan uit gruis en stukken steen.
C
De ringen van Jupiter bestaan uit gas.
D
De ringen van Jupiter bestaan uit sterren.
Slide 5 - Quiz
Waarom wordt Pluto niet meer bij onze planeten meegerekend?
A
Pluto is te klein.
B
Pluto is een dwergplaneet.
C
Pluto staat te ver van de zon af.
D
A,B,C zijn waar
Slide 6 - Quiz
Waarom kunnen ruimtevaarders geen wandeling maken op Mercurius?
A
Er is daar geen zwaartekracht.
B
Het is er veel te donker.
C
Het is er veel te koud.
D
Het is er veel te heet.
Slide 7 - Quiz
Wat is een meteoriet?
A
Een planeet
B
Een brandend stuk puin
C
Een vallende ster
D
Een brandende planeet die licht geeft.
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
De zon...
A
...is een brandende gasbol
B
...is een ster
C
...is een planeet
D
...is het middelpunt van de aarde
Slide 10 - Quiz
Waaruit bestaat de zon?
A
Brandend gas
B
Hetzelfde materiaal als de aarde, alleen dan 6000 graden.
C
Vloeibaar gesteente
D
Magma
Slide 11 - Quiz
Sterren stralen licht uit. Van alle sterren samen hebben we 's nachts minder licht dan van de zon. Waarom?
A
Sterren zijn niet zo heet als onze zon.
B
Sterren stralen minder licht uit dan onze zon.
C
Sterren zijn kleiner dan onze zon.
D
Sterren staan veel verder weg dan onze zon.
Slide 12 - Quiz
Als ik een steen op de aarde van 100 meter naar beneden laat vallen en een steen op de maan van 100 meter dan...
A
valt de steen op de aarde wel, op de maan niet
B
valt de steen op aarde sneller dan op de maan
C
valt de steen net zo snel op aarde als op de maan
D
valt de steen op de maan sneller dan op aarde
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Op welke plek is het nu het langst licht?
A
Boven de evenaar
B
Onder de evenaar
C
Overal even lang licht
Slide 15 - Quiz
In hoeveel dagen / tijd is de aarde om haar eigen as gedraaid?
A
365 dagen
B
36 uur
C
24 dagen
D
24 uur
Slide 16 - Quiz
Hoe lang duurt het voordat de aarde een 'rondje rond' de zon is?
A
24 uur
B
1 maand
C
1 jaar
D
365 dagen
Slide 17 - Quiz
Wat is het gevolg dat de aarde een rondje om de zon gaat?
A
dag en nacht
B
zonsopgang en zonsondergang
C
zomer en winter
D
seizoenen
Slide 18 - Quiz
Als je op aarde 30 kg weegt, dan weeg je op de maan...
A
10 kg
B
5 kg
C
6 kg
D
15 kg
Slide 19 - Quiz
Is een etmaal (=24 uur) in de zomer korter of langer?
A
Korter
B
Langer
C
Dat ligt eraan waar je op de aarde bent
D
Hij blijft gelijk.
Slide 20 - Quiz
Hoe draait de aarde?
A
Van het noorden naar het zuiden.
B
Van het zuiden naar het noorden
C
Van oosten naar het westen
D
Van het westen naar het oosten
Slide 21 - Quiz
Hoe draait de zon?
A
Van het noorden naar het zuiden.
B
Van het zuiden naar het noorden
C
Van oosten naar het westen
D
Van het westen naar het oosten
Slide 22 - Quiz
In München staat Wilhelm op
om naar school te gaan. Welke
kinderen zijn dan al op school?
om naar school te gaan. Welke
kinderen zijn dan al op school?
A
de kinderen in Rusland
B
de kinderen in Portugal
C
de kinderen in Nederland
Slide 23 - Quiz
Wanneer is je schaduw het langst?
A
9.00 uur
B
12.00 uur
C
18.00 uur
D
alle 3 antwoorden zijn goed
Slide 24 - Quiz
Welke is goed?
A
21 juni: lange dag, zonsopkomst 4.19 uur, hoge zonnestand
B
22 december: lange dag, zonsopkomst 4.19 uur, hoge zonnestand
C
21 juni: korte dag, zonsondergang 16.31 uur, lage zonnestand
D
22 december: korte dag, zonsondergang 16.31 uur, lage zon
Slide 25 - Quiz
Wat is een poolnacht?
A
De zon komt een half jaar lang niet boven de horizon.
B
De zon schijnt niet zoveel en daarom is het heel erg koud.
C
De zon schijnt wel maar komt niet door de bewolking
D
De zon staat erg hoog en daarom is het kouder.
Slide 26 - Quiz
Wat is er bijzonder aan de zomer op de noordpool?
A
De zon is er dan feller
B
De zon gaat niet onder
C
De zon schijnt er dan niet
D
De zon schijnt dan wel, maar het licht is anders.
Slide 27 - Quiz
In welke maanden zie je weer tulpen, narcissen, hyacinten enz.
A
januari, februari
B
maart, april
C
mei, juni
D
juli, augustus
Slide 28 - Quiz
Hoe kunnen deze bloemen al in deze maanden buiten groeien?
A
Ze zijn in het voorjaar gepoot als bloembol.
B
Ze zijn in het najaar gepoot als zaad.
C
Ze zijn in het voorjaar gepoot als zaad.
D
Ze zijn in het najaar gepoot als bloembol.
Slide 29 - Quiz
"In mei leggen alle vogels een ei..."
Waarom dan?
Waarom dan?
A
Dan zijn de ouders goed uitgerust.
B
Dan zijn er veel insecten.
C
Dan zijn er geen vijanden.
Slide 30 - Quiz
Wat gebeurt er met hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur van de vleermuis tijdens winterslaap?
Slide 31 - Question ouverte
Wat is het voordeel van een winterslaap voor zo'n winterslaper?
A
Het dier koelt niet af, zijn lichaam blijft op temperatuur.
B
Het dier verbruikt minder energie en minder eten nodig
C
Het dier rust zo uit van het voedsel verzamelen in de zomer
Slide 32 - Quiz
De jongen van een meerkoet moeten op tijd uit het ei kruipen. Wat wordt bedoeld met "op tijd"?
A
als ze uitgebroed zijn
B
als er voldoende voedsel
C
A en B zijn waar
D
A en B zijn niet waar
Slide 33 - Quiz
Waarom zoeken wilde
zwijnen in het donker
naar voedsel?
zwijnen in het donker
naar voedsel?
Slide 34 - Question ouverte
Wanneer zal een spitsmuis weinig voedsel vinden?
A
winter
B
herfst
C
zomer
D
lente
Slide 35 - Quiz
Waarom hangen mensen in de winter vaak een pindaketting op en hebben ze vogelzaad buiten staan?
A
Hebben vogels nodig voor een vetlaag om in de zomer te vertrekken
B
Hebben vogels nodig omdat er dan geen insecten zijn
C
Hebben vogels nodig om voedselvoorraad aan te leggen
Slide 36 - Quiz
Waarmee kun je de maan het best vergelijken?
A
Met een spiegel, omdat die ook licht weerkaatst.
B
Met een vergrootglas, omdat dat ook licht bundelt.
C
Met een lamp, omdat die zelf ook licht geeft.
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Vidéo
Wat gebeurt er dus bij een maansverduistering?
A
Dan schuift de maan tussen de zon en de aarde.
B
Dan schuift de aarde tussen de zon en de maan.
C
Dan schuift de zon tussen de aarde en de maan.
Slide 39 - Quiz
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Vidéo
Hoeveel tijd zit er tussen 2 volle manen?
A
een maand
B
twee maanden
C
een dag
D
twee dagen
Slide 42 - Quiz
Slide 43 - Diapositive
Slide 44 - Vidéo
Slide 45 - Diapositive
Welk dier zal actief worden als er een zonsverduistering optreedt?
A
Libel
B
Uil
C
Schaap
D
Meerkoet
Slide 46 - Quiz
Slide 47 - Vidéo
Bij een zonsverduistering staat...
A
de zon tussen de maan en de aarde
B
de aarde tussen de zon en de maan
C
de maan tussen de zon en de aarde
Slide 48 - Quiz
Waarom is er veel brandstof nodig om een raket in de ruimte te lanceren?
A
Door de aantrekkingskracht van de maan
B
Door de zwaartekracht van de aarde
C
Door de wrijvingskracht van de raket
