20-1,2,3: Werkwoordsvormen en werkwoordstijden en boekopdracht

Welkom!
Leg jouw boek alvast op blz. 265.
Laat de iPad in je tas.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Leg jouw boek alvast op blz. 265.
Laat de iPad in je tas.

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Verder oefenen met werkwoordsvormen en werkwoordstijden.

Jouw boek uitlezen en werken aan jouw boekopdracht.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  •  kun je de werkwoordsvormen en werkwoordstijden herkennen en gebruiken.
  • heb je aan jouw boekopdracht gewerkt.

Slide 3 - Diapositive

Wat valt je op?
Mevrouw Jeleskovic legt de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic legde de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic heeft de opdracht uitgelegd.

Mevrouw Jeleskovic had de opdracht uitgelegd.

Mevrouw zou de opdracht uit kunnen leggen.

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Er zijn verschillende werkwoordstijden: 

Slide 5 - Diapositive

Werkwoordstijden
OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd
         Ik speel gitaar. 
VTT: voltooid tegenwoordige tijd
        Ik heb gitaar gespeeld.
OVT: onvoltooid verleden tijd
        Ik speelde gitaar. 
VVT: voltooid verleden tijd
       Ik had gitaar gespeeld.

OTTT/OVTT/VTTT/VVTT: toekomende  tijd

Voltooide tijd: hulpwerkwoord (hebben of zijn) + voltooid deelwoord

Slide 6 - Diapositive

Stappenplan
Stap 1: Bepaal het gezegde.

Stap 2: Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? Dit bepaalt de eerste letter. Voltooid (V) of Onvoltooid (O)

Stap 3: In welke tijd staat de persoonsvorm? Dit bepaalt de tweede letter.
Tegenwoordig (T) of Verleden (V).
STAP 4: Staat er een vorm van 'zullen' in de zin? Ja=T erbij. Nee=niets erbij.

Stap 4: Rond af met T voor tijd.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Heb je het huiswerk al gemaakt?

  • Gezegde: heb gemaakt 
  • Heb + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (heb) staat in de tegenwoordige tijd: tegenwoordig (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
Zullen wij een tien halen voor de toets?
  • Vorm van hulpwerkwoord hebben of zijn? Nee = O
  • Pv in TT of VT? > TT, dus OT
  • Vorm van zullen? Ja > OTT
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  • OTTT

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Hij zou de prijs kunnen winnen.
  • Vorm van hulpwerkwoord hebben of zijn? Nee = O
  • Pv in TT of VT? > VT, dus OV
  • Vorm van zullen? Ja > OVT
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  • OVTT

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld
Zullen ze naar Spanje zijn geweest?
  • Vorm van hulpwerkwoord hebben of zijn? Ja = V
  • Pv in TT of VT? > TT, dus VT
  • Vorm van zullen? Ja > VTT
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  • VTTT

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld
Zou hij op dat feest hebben gedanst?
  • Vorm van hulpwerkwoord hebben of zijn? Ja = V
  • Pv in TT of VT? > VT, dus VV
  • Vorm van zullen? Ja > VVT
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  • VVTT

Slide 12 - Diapositive

Hij kijkt naar een serie.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 13 - Quiz

Cenny heeft vandaag een haai gezien.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 14 - Quiz

Pat zou die barbecue kunnen aansteken.
A
ottt
B
ovtt
C
vtt
D
vvtt

Slide 15 - Quiz

Jay zal in Spanje veel eten kopen.
A
ottt
B
ovtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 16 - Quiz

Justin zou getekend kunnen hebben in caravan.

A
ott
B
ovt
C
vvtt
D
ottt

Slide 17 - Quiz

Oefentoets zelf maken
ott
ovt
vvt
vtt
ottt
ovtt
vvtt
vttt

Slide 18 - Diapositive

Zelf aan de slag!
Je gaat een oefentoets maken voor een ander tweetal.

Maak in tweetallen  met alle 8 werkwoordstijden een zin (totaal 8 zinnen dus). Doe dit door elkaar, dus niet op de volgorde van het stappenplan. Gebruik het stappenplan WEL om zelf zinnen te maken.

Schrijf voor jezelf de antwoorden op een ander blad.

Wissel met een ander tweetal en maak de opdracht: schrijf erbij in welke tijd het staat.


Slide 19 - Diapositive

Kun je dit nu?


  •  kun je de werkwoordsvormen herkennen en gebruiken?
  • kun je de acht werkwoordstijden benoemen en herkennen?

Slide 20 - Diapositive

Boekopdracht
Lees verder en/of werk aan de boekopdracht.
Inleveren uiterlijk 20 mei 9.00 uur.

Slide 21 - Diapositive

woensdag

Slide 22 - Diapositive

Welkom!

Laat de iPad en alle andere spullen in je tas.
We gaan eerst de toets bekijken.

Slide 23 - Diapositive

Vandaag:
- Toets bespreken
- Boekopdracht: Lees verder en/of werk aan de boekopdracht.
Inleveren uiterlijk 22 mei 9.00 uur in Teams.

Slide 24 - Diapositive

Evaluatie

Slide 25 - Diapositive