verwijswoorden klas 3

Taalbeheersing
ww-spelling
verwijswoorden
hoofdletters en interpunctie
incongruentie
woordsoorten + zinsdelen> zelf aan werken
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taalbeheersing
ww-spelling
verwijswoorden
hoofdletters en interpunctie
incongruentie
woordsoorten + zinsdelen> zelf aan werken

Slide 1 - Diapositive

Verwijswoorden havo 3

Slide 2 - Diapositive

Verwijswoorden
https://youtu.be/bmzE2M_phMA

Slide 3 - Diapositive

verwijzing > antecedent

Slide 4 - Diapositive

De vereniging voor autisme vraagt haar leden om een gift, die gebruikt zal worden voor reclamedoeleinden.
Naar welk antecedent verwijst "die"
A
reclamedoeleinden
B
leden
C
gift
D
autisme

Slide 5 - Quiz

Tomatensap is het enige wat ik echt niet drink op feestjes.
Naar welk antecedent verwijst 'wat'?
A
het enige
B
drink
C
tomatensap
D
feestjes

Slide 6 - Quiz

verwijzen + geslacht

Slide 7 - Diapositive

onzijdige woorden = het
ook verklein-woorden

Slide 8 - Diapositive

suffixen van vrouwelijke de-woorden

Slide 9 - Diapositive

Omdat de bibliotheek gaat verbouwen stuurt ... al ... leden een brief
A
hij/ zijn
B
het/ zijn
C
hij/ haar
D
ze/ haar

Slide 10 - Quiz

In maart mag de bevolking ... stem uitbrengen voor een nieuw parlement
A
zijn
B
haar

Slide 11 - Quiz

Marc laat ... brommer ieder jaar nakijken om ... in topconditie te houden.
A
haar/ haar
B
zijn/ hem
C
zijn/ die
D
zijn/ het

Slide 12 - Quiz

Dat of wat?
Dat verwijst naar iets bepaalds/ iets tastbaarsHet bedrag dat ik aan je overmaakte.

Wat verwijst naar iets onbepaalds: Alles wat je me beloofde.

Slide 13 - Diapositive

Wat?
Wat gebruik je daarnaast bij:
  • een verwijzing naar een overtreffende trap.
    Het liefste wat ik doe, is de hele dag gamen.
    maar: het liefste huisdier
    dat ik heb gehad, was Max.
  • een verwijzing naar een hele zin:
    Het museum werd een succes, wat een grote opsteker was voor de gemeente.
    Ik vond het boek prachtig,
    wat me verbaast gezien de recensies.
    Wat je gisteren gekookt hebt, ga ik ook een keer maken.
  • het woord dat/ datgene:
    Dat(gene) wat hij vertelde, verbaasde iedereen.

Slide 14 - Diapositive

Personen vs. objecten en dieren
Onderscheid dieren/ objecten en personen:
  • Naar personen refereer je met (voorzetsel) + wie 
  • Naar objecten en dieren daar/waar + voorzetsel (over/van)
Voorbeeld:
De vriendin op wie ik sta te wachten.
De bus, waarop ik sta te wachten.

Slide 15 - Diapositive

hen/ hun: veelgemaakte fouten
  • 'Hun' in plaats van 'zij' (mv): Hun vinden dat lekker.
  • Hun ipv. hen: Ik geef mijn lego aan hun.  

Slide 16 - Diapositive

hen/ hun? 
Grammaticaal onderscheid hen/hun:
  • hen is een lijdend voorwerp én gebruik je als meewerkend voorwerp na een vz.
  • Hun is een meewerkend voorwerp; zonder vz.
  • Hun is een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 17 - Diapositive

hen/ hun als mv

Slide 18 - Diapositive

hen/ hun: voorbeeld
Correct: 
  • Ik geef mijn Lego aan hen.  
  • Ik geef hun mijn Lego.
  • Het is nu hun Lego.
  • En omdat zij niks kregen, neem ik hen mee op reis. 

Slide 19 - Diapositive

Wanneer heb je die mooie motorboot van ... overgenomen?
A
hen
B
hun
C
het
D
zij

Slide 20 - Quiz

Els en Ada vinden het heel jammer dat Tamar ... niet met wiskunde helpt.
A
hen
B
hun
C
het
D
zij

Slide 21 - Quiz

Bij ... nieuwe werkgever moet Nora veel overwerken, ... haar slecht bevalt
A
zijn, dat
B
haar, dat
C
haar, wat
D
zijn, wat

Slide 22 - Quiz

fouten met verwijswoorden
Verwijzing naar een antecedent:
  • De bus waarop (verwijst terug naar antecedent "de bus") ik sta te wachten.
Een fout in het verwijswoord betekent dat in de zin niet de correcte verwijzing naar de antecedent toegepast wordt.

Slide 23 - Diapositive

De bibliotheek organiseert vaak leuke activiteiten voor [zijn] leden.
Klopt de verwijzing?
A
De verwijzing is correct
B
haar
C
hun
D
het

Slide 24 - Quiz

De hond is voor veel mensen een kameraad [met wie] ze een hechte band opbouwen.

Klopt de verwijzing?
A
De verwijzing is correct
B
waarop
C
waarmee
D
op wie

Slide 25 - Quiz

Noteer de verwijzing
1.Tot mijn twaalfde hadden we een herdershond, ... ik goede herinneringen heb.
2. Als je vanavond op je buurmeisjes past, wil je ... dan dit schriftje geven.
3. Wij gaan in huis alles... donker is, lichter verven.
4. Het baby'tje, ... de hele middag huilde, was ook 's avonds ontroostbaar.
5. Ik kan dat stuk gereedschap niet vinden, ... je een afvoer kunt loskoppelen.
6.De vereniging heeft gisteren een boze mail gestuurd aan ... leden.

Slide 26 - Diapositive