Scheikunde mavo3 H3.1

Scheikunde mavo3
Hoofdstuk 3.1
Bezinken en filtreren

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Scheikunde mavo3
Hoofdstuk 3.1
Bezinken en filtreren

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive


Welke twee scheiding methoden kun je gebruiken om een suspensie te scheiden?
A
Adsorberen en Bezinken
B
Bezinken en adsorberen
C
Filtreren en adsorberen
D
Bezinken en filtreren

Slide 13 - Quiz

Welke scheidingsmethode wordt gebruikt om de grove vaste deeltjes nauwkeurig te verwijderen?
A
Filtreren
B
Destilleren
C
Indampen
D
Bezinken

Slide 14 - Quiz

Welke scheidingsmethode wordt gebruikt bij het laten zakken van grove deeltjes?
A
Filtreren.
B
Destilleren.
C
Indampen.
D
Bezinken.

Slide 15 - Quiz

Bij een suspensie kun je de vaste stof eruit halen door
A
bezinken of filtreren.
B
een emulgator.
C
een magneet.
D
te roeren.

Slide 16 - Quiz

Op welke stofeigenschap berust filtreren?
A
Fase
B
Deeltjesgrootte
C
Dichtheid
D
Troebelheid

Slide 17 - Quiz

Welke scheidingsmethode is hiernaast afgebeeld?
A
Filtreren.
B
Bezinken.

Slide 18 - Quiz

Kun je een oplossing als zeewater scheiden door filtreren?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Als men stenen en meel wil scheiden, gebruik ik de scheidingsmethode...
A
Bezinken
B
Zeven
C
Filtreren
D
Centrifugeren

Slide 20 - Quiz

De scheidingsmethode die je toepast als je grond en vuiligheid van de suikerbiet af wilt wassen.
A
indampen
B
extraheren
C
filtreren
D
destilleren

Slide 21 - Quiz

Hoe heet de vaste stof die achterblijft bij filtreren?
A
bezinksel
B
residu
C
filtraat
D
extract

Slide 22 - Quiz

Bij welke scheidingsmethode wordt er gebruik gemaakt van verschil in dichtheid?
A
Filtreren
B
Extraheren
C
Bezinken
D
Destilleren

Slide 23 - Quiz

Waar staat de juiste omschrijving
A
A = filter B= filtraat C = residu
B
A = filtraat B = filter C = residu
C
A = filter B = residu C = filtraat
D
A = filtraat B = residu C = filter

Slide 24 - Quiz

Bij filtreren vang je het
A
residu op in het filter
B
residu op in de reageerbuis
C
filtraat op in het filter
D
het filtraat op in de reageerbuis

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je de bestanddeel dat door een filter heen loopt?
A
Residu
B
Oplosmiddel
C
Filtraat
D
Destillaat

Slide 26 - Quiz

Als je na bezinken de bovenstaande vloeistof wilt scheiden van de neergeslagen vaste stof moet je
A
filtreren.
B
schudden.
C
afschenken.
D
oplossen.

Slide 27 - Quiz