Woordsoorten paragraaf 10, havo 1

Woordsoorten paragraaf 10 
Voorzetsels
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten paragraaf 10 
Voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
Je kunt het voorzetsel in de zin herkennen en benoemen.
Ook herken je de voorzetseluitdrukkingen. 

Slide 2 - Diapositive

Bedenk zoveel mogelijk voorzetsels!

Slide 3 - Carte mentale

voorzetsels
Een voorzetsel geeft aan:
1) Plaats voor, in, achter, tussen, onder, boven, naast,bij, op, .... (de kast)
2) tijd: na, tijdens, gedurende, .... (de vakantie)
3) reden/oorzaak: vanwege, door, ondanks... (de vakantie)
Delen van splitsbare werkwoorden horen bij het wg. (Hij keurde het doelpunt af. --> afkeuren)

Een voorzetsel staat meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord. (met de fiets/voor deze mensen). Soms ontbreekt het lidwoord. (in bed/aan tafel..)

Slide 4 - Diapositive

Noteer een zin waarin een voorzetsel voorkomt die een plaats aangeeft.

Slide 5 - Question ouverte

Noteer een zin waarin een voorzetsel voorkomt die een tijd aangeeft.

Slide 6 - Question ouverte

Noteer een zin waarin een voorzetsel voorkomt die een reden/oorzaak aangeeft.

Slide 7 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin (noteer ze in de volgorde waarin je ze aantreft, gescheiden door een spatie en een komma):

Gedurende de komende weken, zullen de leerlingen les volgen via de computer.

Slide 8 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Na twee uur werken neem ik even pauze en loop ik een rondje om het huis of door de tuin.

Slide 9 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 10 - Question ouverte

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Vanwege deze unieke situatie leer ik ineens heel veel over digitaal lesgeven.

Slide 11 - Question ouverte

Welk voorzetsel hoort bij het werkwoord
verlangen ... iets of iemand?

Slide 12 - Question ouverte

Welk voorzetsel hoort bij het werkwoord rekenen ... iets of iemand?

Slide 13 - Question ouverte

Vaste voorzetsels
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich, zoals je kon zien op de vorige twee slides. 
Verlangen naar iets of iemand
Rekenen op iets of iemand

Kun je zelf een werkwoord met een vast voorzetsel bedenken? 

Slide 14 - Diapositive

Voorzetseluitdrukkingen
Een voorzetseluitdrukking is een vaste combinatie van woorden die beginnen en eindigen met een voorzetsel. Meestal kun je deze voorzetseluitdrukkingen vervangen door één voorzetsel. 

In verband met (vanwege of door) de vakantie is de winkel gesloten. 
Met ingang van (per) 6 maart is de winkel geopend. 

Slide 15 - Diapositive

Ik weet wat voorzetsels zijn en ik kan ze herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

Opdracht
Maak de opdrachten van woordsoorten cursus 5, paragraaf 10 op Nieuw Nederlands online. Maak opdracht 1 t/m 5.
Lees eventueel de theorie nog een keer door of kijk het bijbehorende filmpje met uitleg. 


Slide 17 - Diapositive