Hoofdstuk 12 les 2: 12.3

Herhaling 12.1 en 12.2
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling 12.1 en 12.2

Slide 1 - Diapositive

Wat wordt bedoeld met 'de huidflora'?
A
bacteriën en gisten die normaal op je huid zitten
B
bacteriën die leven van afvalstoffen en huidschilfers uit zweet
C
kleine plantjes op je huid
D
schimmels die tussen je tenen groeien

Slide 2 - Quiz

Noem (minstens) 5 verdedigingsmechanismen van planten tegen vraat / infectie

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het eerste barrière van de aspecifieke afweer?
A
Een ontsteking
B
Macrofagen
C
Huid/slijmvliezen
D
Lymfocyten

Slide 4 - Quiz

Lysozymen in traanvocht breken de celwand van bacteriën af.
Dit is...
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 5 - Quiz

Hoe wordt het DNA in de huid beschermd tegen Uv-straling?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

-'Envelope' gemaakt van eiwitten of membraan
-Erfelijk materiaal (DNA of RNA)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Cytokines
Allerlei cellen kunnen signaalmoleculen maken: cytokines. Deze zetten andere cellen aan tot actie. In dit voorbeeld wordt bloedvatwand meer vochtdoorlatend en komen macrofagen op de cytokines af.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Nog meer stofjes: het complement systeem
functies:

  1. Lysis: het doorboren van cellen van ziekteverwekkers
  2. Chemotaxis: Het aantrekken van fagocyterende cellen bij de ontstekingsreactie.
  3. Opsonisatie: Het markeren van ziekteverwekkers, zodat deze (makkelijker) gefagocyteerd kunnen worden


Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Dus.. waar ging het vandaag allemaal over?

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

de vragen
Zet je hersens aan en doe wat met de zojuist opgenomen informatie!

Slide 31 - Diapositive

Waaruit bestaat een virus?
A
DNA en RNA en eiwitmantel en membraan
B
DNA, ribosomen en eiwitmantel en membraan
C
DNA of RNA en eiwitmantel of membraan
D
RNA, ribosomen en eiwitmantel of membraan

Slide 32 - Quiz

Waarom behoort een virus niet tot de
levende wezens? (kies het beste antwoord)
A
Een virus bestaat niet uit een of meerdere cellen.
B
In een geïsoleerd virus vindt geen stofwisseling plaats.
C
Virussen kunnen niet zelfstandig voortplanten.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 33 - Quiz

VIRUS
De volgende vraag gaat over de replicatie van een DNA-virus
Welke volgorde is de juiste?

Slide 34 - Diapositive

1
2
3
4
5
DNA in de celkern brengen
RNA maken (transcriptie)
Eiwitten maken met ribosomen (translatie)
Assembleren van nieuwe virussen
Virus hecht aan gastheercel

Slide 35 - Question de remorquage

Dus... wanneer een DNA-virus zijn gastheer is binnengedrongen, zal deze eerst...
A
Zijn DNA omzetten in RNA
B
Zijn DNA in de celkern brengen
C
Met behulp van ribosomen nieuw DNA maken
D
Met behulp van ribosomen eiwitten maken

Slide 36 - Quiz

Een virus dat RNA als erfelijk materiaal heeft, zal na binnendringen in de cel...
A
RNA omzetten in DNA om in de celkern te brengen
B
het RNA gebruiken om eiwitten te maken
C
het RNA dupliceren
D
RNA in de celkern brengen

Slide 37 - Quiz

Een macrofaag (of fagocyt) kan...
A
alleen bacteriën fagocyteren
B
alleen bacteriën en virussen fagocyteren
C
antistoffen maken
D
alles fagocyteren wat lichaamsvreemd is

Slide 38 - Quiz

Waaraan herkent een macrofaag een lichaamsvreemde cel?

Slide 39 - Question ouverte

Wat is geen functie van complement eiwitten?
A
aantrekken van fagocyten
B
afbreken van celmembranen
C
aantrekken van macrofagen
D
antigeen presenteren op het celmembraan van geïnfecteerde cel

Slide 40 - Quiz

Hoe zat het ook alweer met MHC 1 en MHC 2? Wat was het verschil?
A
MHC 1 zit op witte bloedcellen en MHC 2 op alle cellen
B
MHC 1 zit op alle cellen en MHC 2 alleen op witte bloedcellen
C
MHC 1 is een uithangbord voor de celinhoud en MHC 2 is een receptor
D
MHC 1 is een receptor en MHC 2 is een uithangbord voor de celinhoud

Slide 41 - Quiz

Cytokinen worden in veel situaties gemaakt door verschillende cellen. Wat is een ding dat cytokinen gemeen hebben?
A
Ze zetten cellen aan tot apoptose
B
Ze zetten cellen aan tot een celspecifieke reactie
C
Ze stimuleren de ontstekingsreactie
D
Ze binden aan antigenen

Slide 42 - Quiz