H6 par 1 t/m 3 17-03

In welke geologische periode
leven we nu?
A
tertiair
B
kwartair
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

In welke geologische periode
leven we nu?
A
tertiair
B
kwartair

Slide 1 - Quiz

Hoe heet de tijd in de geologische tijdsschaal waarin er ijstijden waren?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het Pleistoceen en wat heeft dat met glacialen te maken?
A
Het Pleistoceen is een geologisch tijdperk met alleen warme tijden
B
Het Pleistoceen startte 10.000 jaar geleden tot nu met ijstijden
C
Het Pleistoceen is een interglaciaal van 200.000 jaar geleden
D
Het Pleistoceen is een geologisch tijdperk met glacialen

Slide 3 - Quiz

Hoelang geleden begon het Pleistoceen?
A
1 miljoen jaar
B
2 miljoen jaar
C
10.000 jaar
D
2,6 miljoen jaar

Slide 4 - Quiz

Zet de namen op de goede plek
Saalien
Weichselien

Slide 5 - Question de remorquage

Nederland is opgebouwd uit:
A
op elkaar geperste gesteentelagen
B
sediment uit de rivieren

Slide 6 - Quiz

Hoe kwamen die grote stenen in ons land
A
Die werden door de gletsjer meegenomen
B
Die waren er al
C
Die sjouwden de mensen overal mee naar toe
D
weten we niet

Slide 7 - Quiz

Nederland ligt in de 
Hier stroomt het water
Daardoor is hier 
bovenloop 
benedenloop 
langzaam 
snel 
erosie 
sedimentatie 

Slide 8 - Question de remorquage

Het terugtrekken van de zeespiegel
A
transgressie
B
regressie
C
agressie
D
decompressie

Slide 9 - Quiz

2 redenen voor transgressie
A
smeltende ijskappen minder verdamping
B
smeltende ijskappen bodemdaling
C
minder verdamping bodemdaling
D
transgressie is fake news

Slide 10 - Quiz

1e veenvorming
(zwart in tekening)
A
Hollandveen
B
Brabantveen
C
Basisveen
D
Grondveen

Slide 11 - Quiz

Eerste duinen
(grijze bulten)
A
Oude duinen
B
Jonge duinen
C
Nieuwe duinen
D
Basisduinen

Slide 12 - Quiz

Verlanding
1
2
3
4
Minder invloed zout water
natuurolijke omgeving wordt zoeter
Open water groeit dicht door plantengroei
Veenontwikkeling door niet vergane plantenresten

Slide 13 - Question de remorquage

Kustontwikkeling sinds 5850 jaar geleden

Slide 14 - Question de remorquage

De eerste fase van de Saale-ijstijd zorgde voor:
A
Stuwwallen
B
Keileem als bodem
C
Keileemkoppen
D
Tongbekkens

Slide 15 - Quiz

Op de afbeelding is transgressie te zien tussen afbeelding B en C
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Welke afzetting is het oudst?
A
jonge zeeklei
B
Basisveen
C
Hollandveen
D
jonge duinen

Slide 17 - Quiz

Welk begrip hoort bij; ''Nadat de zee grote delen van het Hollandveen had weggeslagen, werden de overgebleven stukken land in Noord- en Zuidwest-Nederland bij overstromingen weer bedekt met dit materiaal.''
A
Oude zeeklei
B
Basisveen
C
Hollandveen
D
Jonge zeeklei

Slide 18 - Quiz

Welk begrip past het best bij de foto?
A
dynamiek
B
kwelder
C
wadplaat
D
wantij

Slide 19 - Quiz

Welk landschap had Nederland tijdens de meeste ijstijden?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 20 - Quiz

Wanneer had Nederland te maken met rivieren zoals in de figuur?
A
in de ijstijd voor de Saale - ijstijd
B
tijdens het Holoceen
C
tijdens het Pleistoceen
D
tijdens interglacialen

Slide 21 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Keileem komt niet in Zuid-Limburg voor
B
Keileemkoppen zijn hoger dan stuwwallen
C
Loss is een grondsoort die in Nederland overal voorkomt
D
Tijdens de Saale -ijstijd hebben de RIjn en de maas een andere richting gekregen, van het oosten naar het noorden.

Slide 22 - Quiz

Welk soort rivier stroomde vooral in Nederland in ijstijd?
A
Meanderende rivieren
B
Anastomoserende riveren
C
Vlechtende rivieren
D
Gevlechte rivieren

Slide 23 - Quiz

Waar in de rivier zal je een puinwaaier vooral vinden?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Rivierscheiding

Slide 24 - Quiz

Wat is geen glaciale landschapsvorm?
A
Tongbekkens
B
Stuwwallen
C
Keileemkoppen
D
Strandwallen

Slide 25 - Quiz

In welke tijd kon je lopend van Nederland naar Engeland?
A
Interglaciaal
B
Weichselien
C
Holoceen
D
Saale - ijstijd

Slide 26 - Quiz

Wat is relatieve zeespiegelstijging?
A
De absolute zeespiegelstijging ten opzicht van NAP
B
De zeespiegelstijging ten opzichte van de dijkhoogte
C
De absolute zeespiegelstijging én de bodemdaling
D
De bodemdaling gecompenseerd door temperatuurverhoging

Slide 27 - Quiz


De zeespiegel stijgt met 3 meter, de bodem van het land daalt 1,5 meter. Hoeveel bedraagt de absolute en relatieve zeespiegelstijging?
A
absoluut 4,5 relatief 1,5
B
absoluut 1,5 relatief 4,5
C
absoluut 3 relatief 4,5
D
absoluut 3 relatief 1,5

Slide 28 - Quiz

Sleep de grondsoort naar de juiste uitleg!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
Duinen die vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen
Jonge duinen
Veen
Oude duinen
Oude zeeklei

Slide 29 - Question de remorquage