2 De zeespiegel stijgt

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag leren?
Niet zo heel lang geleden was de hele Nederlandse kust één groot waddengebied. De natuurkrachten water en wind speelden een rol bij de vorming van dat gebied.

Leerdoel: Wat is tijdens het Holoceen de invloed van de natuurkrachten water en wind op de vorming van het Nederlandse landschap?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Hoe is de naam basisveen ontstaan?
A
Omdat dit veen alleen voorkwam in de basis van Nederland
B
De naam is gegeven door meneer van Veen
C
Omdat hier de basis voor het veen ontstond
D
Het is de eerste laag die in het Holoceen ontstond

Slide 9 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met transgressie?
A
Het veranderen van de situatie
B
Periode waarin de invloed van de zee toeneemt
C
Vorm in het landschap gevormd door ijs
D
periode waarin de temperatuur daalt

Slide 10 - Quiz

Welke grondsoort is het oudst?
A
Jonge zeeklei
B
Rivierklei
C
Hollandveen
D
Basisveen

Slide 11 - Quiz

Na het Pleistoceen volgde het Holoceen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Oude zeeklei ligt onder het basisveen
A
Waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Waardoor steeg de zeespiegel in het Holoceen?
A
De temperatuur daalde en de zeespiegel steeg
B
De temperatuur steeg en het zee-ijs smolt
C
De temperatuur daalde en het landijs breidde uit
D
De temperatuur steeg en het landijs smolt

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welk begrip past bij de plekken die zijn aangegeven met 'A'
A
Zeegat
B
Geul
C
Springtij
D
Priel

Slide 17 - Quiz

Jonge duinen
Oude duinen

Slide 18 - Question de remorquage

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Hoogveen en laagveen hebben verschillende eigenschappen. Wat zijn de eigenschappen van Hoogveen
A
Hoogveen bestaat uit mos en is alleen zuivere plantenresten. Hoogveen voedt zich met regenwater.
B
Hoogveen bestaat uit plantenresten die onder water terecht komen. Dit komt door een hoge grondwaterstand. In hoogveen kun je van alles tegenkomen, zelfs hele bomen
C
Hoogveen vind je alleen op heuvels

Slide 21 - Quiz

Hoogveen heet zo omdat ......
A
Het in Hoog-Nederland te vinden is
B
Het veen boven NAP ligt
C
Het veen het hoogste punt in de omgeving is
D
Het grondwater hoog boven het veen uitkomt

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Diapositive

Sleep de grondsoort naar de juiste uitleg!
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten
Duinen die vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 zijn gevormd
Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen
Jonge duinen
Veen
Oude duinen
Oude zeeklei

Slide 25 - Question de remorquage

Duinzand
Veen
Zeeklei
In stilstaand water achter de duinen.
Door golven en wind.
Dode plantenresten onder water zonder zuurstof

Slide 26 - Question de remorquage

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Begrippen I
Holoceen:                                 Geologisch tijdvak vanaf 12.000 jaar geleden tot nu.
Transgressie:                            Periode waarin de invloed van de zee toeneemt.
Relatieve Zeespiegelstijging:   De combinatie van de absolute zeespiegelstijging en het effect van de bodemdaling.
Grondwaterpeil:                       Bovenkant van het grondwater.
Veen:                                        Grondsoort die bestaat uit vergane plantenresten.
Basisveen:                                Veen dat aan de basis ligt van de Holocene afzettingen in Nederland.
Strandwallen:                           Zandbank die door de branding is opgeworpen en boven zeeniveau ligt.
Oude duinen:                            Duinen die vanaf ongeveer 6000 jaar geleden tot ongeveer het jaar 800 n.Chr. zijn gevormd.
Getij:                                        De dagelijkse beweging van opkomend water (vloed) en afgaand water (eb).
Zeegaten:                                 Toegang tot de open zee vanuit een rivier, zeearm of binnenzee.
Oude zeeklei:                           Afzettingen van (zand en) klei in het waddengebied achter de oude duinen.

Slide 30 - Diapositive

Begrippen I
Verlanding:        Het dichtgroeien van open water door veenontwikkeling in ondiep water.
Hollandveen:     Veen dat is ontstaan door verlanding van open water en moerassen. Het ligt in delen van West-Nederland aan de 
                           oppervlakte.
Keileem:            Grondmorene bestaande uit een mengsel van keien, grind, zand en leem.
Hoogveen:         Veen dat tijdens het ontstaan helemaal afhankelijk is van regenwater.
Laagveen:          Veen dat onder water is gevormd, onafhankelijk van regenwater.
Jonge zeeklei:    Zeeklei die is afgezet in gebieden die sinds ongeveer het jaar 500 v. Chr. door de zee zijn gevormd.
Jonge duinen:     Duinen die vanaf ongeveer het jaar 800 n. Chr. zijn gevormd.

Slide 31 - Diapositive

Succescriteria
Wat moet je kennen en kunnen?
  • waarom de relatieve zeespiegel steeg.
  • wat de verklaring is voor de afwisseling van basisveen, oude zeeklei, Hollandveen en jonge zeeklei.
  • wat de invloed van de zee was in drie perioden

Basisboek
  • B92, B93, B123

Slide 32 - Diapositive

Aan de slag
Je mag aan de slag met de opdrachten van §6.2 in Learnbeat

Slide 33 - Diapositive