1kader 1.8 spelling

Welkom                1.8 Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-leesboek
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom                1.8 Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-leesboek

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Planning
  • Lesdoelen
  • Maken instapopdracht 2
  • LU vragen + uitleg
  • Maken 4 t/m 8
  • Lesdoelen check ✅❌

Slide 3 - Diapositive

Je kunt: 
- De stam van een werkwoord benoemen 

- Tegenwoordige tijd van (onregelmatige) werkwoorden goed spellen

- Leestekens juist gebruiken: . ! ?

1.8 

Slide 4 - Diapositive

Maken 

Instapopdracht 2 

Klaar? Pak de zinnen die je hebt genoteerd. Schrijf de hoofdletters en leestekens erbij.
timer
6:00
Wie weet het verschil tussen de stam en de ik-vorm?

Slide 5 - Diapositive

Welke leestekens ken je?

Slide 6 - Carte mentale

Welk leesteken komt aan het einde van de volgende zin:
Ga je ook naar het feest

Slide 7 - Question ouverte

1.8 Leestekens
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.

  • punt (gewone zin): De deelnemers persenteren hun act.
  • vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • uitroepteken (uitroep): Doe je best!
1

Slide 8 - Diapositive

Welk leesteken komt aan het einde van de volgende zin:
Schiet eens op

Slide 9 - Question ouverte

Welk leesteken komt aan het einde van de volgende zin:
Hij was niet mee op vakantie

Slide 10 - Question ouverte

Route bepalen 3

Hoeveel en welke opdrachten zijn minstens nodig om alle werkwoordsvormen en leestekens te begrijpen en te kunnen gebruiken?

opdracht   ................?

Slide 11 - Diapositive

Maken 1.8
Opdracht 4, 5, 6, 7 en 8.
Minder dan drie fouten in leestekens (opdracht 2)? Sla dan opdracht 4 over.

Klaar? Maken opdracht 9.



timer
20:00
10 minuten in stilte en daarna zachtjes overleggen.

Slide 12 - Diapositive

Lesdoelen behaald? 

Slide 13 - Diapositive

Waarom is hij zo blij
Juiste leesteken in deze zin is...

Slide 14 - Question ouverte

Kom nou hier
Juiste leesteken in deze zin is...

Slide 15 - Question ouverte

Zij gaat zo naar de gym.
Juiste leesteken in deze zin is...

Slide 16 - Question ouverte

Welkom                1.8 Spelling
les 2
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-leesboek

Slide 17 - Diapositive

Planning
  • Denkvierkant
  • Herhaling 
  • LU vragen + uitleg
  • Maken 9 t/m 15
  • Lesdoelen check ✅❌

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Je kunt: 
- De stam van een werkwoord benoemen 

- Tegenwoordige tijd van (onregelmatige) werkwoorden goed spellen

- Leestekens juist gebruiken: . ! ?

1.8 

Slide 20 - Diapositive

Welk leesteken komt aan het einde van de volgende zin:
Ga eens weg

Slide 21 - Question ouverte

1.8 Leestekens
Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een leesteken.

  • punt (gewone zin): De deelnemers persenteren hun act.
  • vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • uitroepteken (uitroep): Doe je best!
1

Slide 22 - Diapositive

NIEUW!!!

Slide 23 - Diapositive

Ik weet wat de stam is van een ww!
Ja! Ik weet het.
Ik denk dat ik het weet...
Nee, geen flauw idee.

Slide 24 - Sondage

1.8 Stam
De stam is het hele werkwoord (infinitief) zonder -en. 
Voorbeeld:
Hele ww:      brengen                            Hele ww:        koken
Stam:             breng                                 Stam:               kok

Je zegt wel: ik breng, maar niet ik kok. Dus let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters:


Hele ww:            Stam -en:                  Ik vorm:
brengen             breng                         ik breng
koken                  kok                             ik kook
stoppen              stopp                         ik stop 
2
         overschrijven met één voorbeeld.

Slide 25 - Diapositive

1.8 werkwoordsvormen
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 3 vormen
1. ik-vorm:           ik geloof, ik raad, ik vind                

2. hij-vorm:   ik-vorm + t      
   (hij/zij/jij/het)

3. wij-vorm:   hele werkwoord (infinitief)
  (jullie/wij/zij)
- Filmpje-
Bij twijfel: controleer met 'loop'
hij pest,  zij gelooft, het gebeurt,  jij vindt
wij pesten,  zij vertellen, jullie geloven
3

Slide 26 - Diapositive

1.8 ik-vorm en je/jij
1 De ik-vorm gebruik je:
bij ik: Ik loop. Ik vind een euro op straat.
bij je of jij achter de persoonsvorm: Verhuis jij? Kom je?
bij de gebiedende wijs: Ren! Pas op!

Let op als 'je' achter de pv staat!
• Je krijgt geen -t als 'je' vervangen kan worden door 'jij'.
Kom je? (Kom jij?)
• Je krijgt wel -t als je vervangen kan worden door jouw.
Komt je buurmeisje spelen? (Komt jouw buurmeisje spelen?)
4

Slide 27 - Diapositive

Maken 1.8
Leestekens: (4), 5, 6 en 7

Werkwoordsvormen: (9), (10), 11, 12, 13 en 15

Klaar? Test je zelf.

Slide 28 - Diapositive

Lesdoelen behaald? 

Slide 29 - Diapositive

Waarom waren de bewoners blij toen ze dit bord zagen?

Slide 30 - Diapositive

Gaat het goed daar
Juiste leesteken in deze zin is...

Slide 31 - Question ouverte

Jan (beloven) Marie dat hij morgen erbij is!

Vervoeg het ww tussen haakjes.

Slide 32 - Question ouverte

(Hebben) je veel aan de lesstof?

Vervoeg het ww tussen haakjes. Let op de hoofdletter

Slide 33 - Question ouverte

Welkom                1.8 Spelling
les 3
Werkwoordspelling tegenwoordig tijd!

leestekens : . ? ! 
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands 
-studiewijzer
-leesboek

Slide 34 - Diapositive

Planning
  • Denkvierkant
  • Herhaling 
  • LU vragen + uitleg
  • Maken 
  • Lesdoelen check ✅❌

Slide 35 - Diapositive

Je kunt: 
- De stam van een werkwoord benoemen 

- Tegenwoordige tijd van (onregelmatige) werkwoorden goed spellen

- Leestekens juist gebruiken: . ! ?

1.8 

Slide 36 - Diapositive

De stam is het hele werkwoord (infinitief) - ...

Slide 37 - Question ouverte

1.8 Stam (herhaling)
De stam is het hele werkwoord zonder -en. 

De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok. 

Je zegt wel: ik breng, maar niet ik kok. Dus let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters:


Hele ww:            Stam -en:                  Ik vorm:
brengen             breng                         ik breng
koken                  kok                             ik kook
stoppen              stopp                         ik stop 

Slide 38 - Diapositive

ik-vorm koken

Slide 39 - Carte mentale

(blozen) jij?

Slide 40 - Carte mentale

hij-vorm wijzen

Slide 41 - Carte mentale

1.8 werkwoordsvormen
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: 3 vormen
1. ik-vorm:           ik geloof, ik raad, ik vind                

2. hij-vorm:   ik-vorm + t      
   (hij/zij/jij/het)

3. wij-vorm:   hele werkwoord (infinitief)
  (jullie/wij/zij)
- Filmpje-
Bij twijfel: controleer met 'loop'
hij pest,  zij gelooft, het gebeurt,  jij vindt
wij pesten,  zij vertellen, jullie geloven

Slide 42 - Diapositive

1.8 ik-vorm en je/jij
1 De ik-vorm gebruik je:
• bij ik: Ik loop. Ik vind een euro op straat.
• bij je of jij achter de persoonsvorm: Verhuis jij? Kom je?
• bij de gebiedende wijs: Ren! Pas op!

Let op als 'je' achter de pv staat!
• Je krijgt geen -t als 'je' vervangen kan worden door 'jij'.
Kom je? (Kom jij?)
• Je krijgt wel -t als je vervangen kan worden door jouw.
Komt je buurmeisje spelen? (Komt jouw buurmeisje spelen?)

Slide 43 - Diapositive

Hij (hebben) veel geluk.

Vervoeg het ww tussen haakjes.

Slide 44 - Question ouverte

NIEUW: 1.8 onregelmatige werkwoorden
5

Slide 45 - Diapositive

Maken 1.8
Leestekens: (4), 5, 6 en 7

Werkwoordsvormen: 9, 10, 11, 12, 13 en 15

Klaar? Test je zelf.

Slide 46 - Diapositive

Lesdoelen behaald? 

Slide 47 - Diapositive

Hij (zullen)

Slide 48 - Carte mentale

Ik-vorm beloven

Slide 49 - Carte mentale

Welk leesteken komt erachter?

Pas op
A
?
B
!
C
.

Slide 50 - Quiz

Welk leesteken komt erachter?

Hoe gaan wij daar naartoe
A
?
B
!
C
.

Slide 51 - Quiz

Welk leesteken komt erachter?

De oude man gaat naar huis
A
?
B
!
C
.

Slide 52 - Quiz