H3.9 Onvoltooid deelwoord/tegenwoordig deelw en Bijv gebr volt.deelwoord
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Deze les
Lezen
Korte terugblik vorige les
Onvoltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Opdracht uit opdrachtenboek
timer
10:00
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het einde van de les weet ik...
....wat het onvoltooid deelwoord is en kan ik deze benoemen.
....weet ik wat het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is en kan ik deze toepassen.
....weet ik waar ik de lessen kan terugvinden.
Slide 4 - Diapositive
Vorige lessen
Vorige lessen:
- Persoonsvorm t.t en verleden v.t
- Samengestelde zinnen
Vorige les:
Voltooid deelwoord
infinitief (hele werkwoord)
Gebiedende wijs (bevel of opdracht)
*De lessen kun je terugvinden in LessonUp, onder het kopje werkwoordspelling.
Slide 5 - Diapositive
Benoem het voltooid deelwoord en het hulpwerkwoord. Gisteren .... (hebben) ik de auto (ruilen) voor een motor.
Slide 6 - Question ouverte
Bedenk zelf een zin met een gebiedende wijs
Slide 7 - Question ouverte
Bij de klantenservice ........ (worden) veel ........(klagen) over de slechte wifiverbinding.
Slide 8 - Question ouverte
Onvoltooid deelwoord
Een onvoltooid deelwoord is een woord dat aangeeft dat iemand iets doet, terwijl hij/zij tegelijkertijd ook iets anders aan het doen is. Kijk maar eens naar de volgende voorbeeldzinnen:
1. Gapend fietste hij ’s ochtends naar school. 2.Pratend aten de kinderen hun eten op. 3.Lachend deden de kinderen daarna een spelletje. 4.Huilend van het lachen viel ze van haar stoel. 5.Al doende leert men.
We schrijven het onvoltooid deelwoord bijna altijd als het infinitief +D en in sommige gevallen +DE.
Slide 9 - Diapositive
Bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).
Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op een –t of een –d. Dan schrijf je een –e bij het bijvoeglijk naamwoord.
De vergrote foto is mij heel dierbaar. Het geredde kind staat op de kant. De uitgebrande woningen staan op instorten.
Bij sterke werkwoorden zijn het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord vaak hetzelfde: De jongen is gevallen. De gevallen jongen. De geschrokken bejaarde.
Slide 10 - Diapositive
Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord op. Het .......(doden) hert werd door de dierenambulance ....... (ophalen)
Slide 11 - Question ouverte
Schrijf het onvoltooid deelwoord op. ........ ging hij het veld over. (rennen)
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op. Je moet geen ........ honden wakker maken. (slapen)
Slide 13 - Question ouverte
Schrijf het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord op. 1. Het proefwerk is gemaakt. —> 2. Het ........ proefwerk. (maken)
Slide 14 - Question ouverte
Opdracht kiezen in Op Niveau
Tot het einde van de les mag je, in stilte, zelf kiezen welke opdrachten je gaat maken. Ben je klaar, maak dan een andere opdracht.
Leerlingen met vragen over de lesstof mogen bij mij komen.
Opdrachtenboek Op Niveau vwo 2:
Persoonsvorm T.T en V.T: opdracht 3 & 4, bladzijde 28 en 29 en opdracht 1 op bladzijde 85 & 86.
Voltooid deelwoord: opdracht 5, bladzijde 30.
Gebiedende wijs: opdracht 6 & 7, bladzijde 31
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: opdracht 6, bladzijde 87.
*Extra opdracht: opdracht 1 op bladzijde 241.
*Maandag maken we in de les de oefentoets en is er tijd om de gemaakte opdrachten na te kijken.
Slide 15 - Diapositive
Welke stof van werkwoordspelling vind jij nog lastig?