Thema 1 Verbranding en ademhaling - BS 1 tm 4

Thema 1
BS 1 tm 4
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 9 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 1
BS 1 tm 4

Slide 1 - Diapositive

BS 1 - Wat is verbranding?
Doelstelling:
- Je moet verbranding kunnen beschrijven.
- Je moet koolstofdioxide kunnen aantonen.

Begrippen
brandstof, verbranding, verbrandingsproducten, indicator

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

BS 1 - Wat is verbranding?
Brandstof: stof die verbrandt.
– Voor de verbranding van een brandstof is zuurstof nodig.

Verbrandingsproducten: de stoffen die ontstaan bij een verbranding.
- Bij verbranding van een kaars zijn koolstofdioxide en water de verbrandingsproducten

Slide 4 - Diapositive

BS 1 - Wat is verbranding?
Verbranding: het omzetten van brandstof en zuurstof in water, koolstofdioxide en energie


Slide 5 - Diapositive

+
+
+
1
2
3
4
5
Energie
Water
Brandstof
Zuurstof
Koolstofdioxide

Slide 6 - Question de remorquage

BS 1 - Wat is verbranding?
Indicator: een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen
- Een indicator voor koolstofdioxide is helder kalkwater
- Helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide bijkomt. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Hoe noem je een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen?

Slide 9 - Question ouverte

BS 2 - Ingeademde en uitgeademde lucht
Doelstelling:
- Je moet de verschillen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht kunnen noemen



Slide 10 - Diapositive

BS 2 - Ingeademde en uitgeademde lucht

Slide 11 - Diapositive

BS 2 - Ingeademde en uitgeademde lucht

Slide 12 - Diapositive

BS 2 - Ingeademde en uitgeademde lucht
Ingeademde lucht bestaat voor 78% uit stikstof, 21% uit zuurstof en 1% uit andere gassen waaronder edelgassen.
  • In droge lucht zit 0,04% koolstofdioxide.
  • De hoeveelheid water in de lucht kan verschillen.

Uitgeademde lucht bevat:
  • Minder zuurstof;
  • Meer koolstofdioxide
  • Meer waterdamp

De hoeveelheid stikstof en edelgassen is in ingeademde en uitgeademde lucht gelijk.

Slide 13 - Diapositive

Welke gassen vormen samen 99% van de lucht?
A
Koolstofdioxide en stikstof
B
Koolstofdioxide en zuurstof
C
Stikstof en zuurstof

Slide 14 - Quiz

Welk diagram past het beste bij uitgeademde lucht?
A
Diagram A
B
Diagram B
C
Diagram C
D
Diagram D

Slide 15 - Quiz

BS 2 - Ingeademde en uitgeademde lucht
Doelstelling:
- Je moet de verschillen tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht kunnen noemen



Slide 16 - Diapositive

BS 3 - Verbranding in organisme
Doelstelling:
- Je moet de verbranding in cellen kunnen beschrijven en het verband met lichamelijke activiteit kunnen uitleggen
- Je moet het verschil in verbranding bij koudbloedige en warmbloedige dieren kunnen beschrijven

Begrippen: koudbloedige dieren, warmbloedige dieren, energiebehoefte

Slide 17 - Diapositive

+
+
+
Herhaling les 1
water
koolstof- dioxide
energie
zuurstof
brandstof

Slide 18 - Question de remorquage

Wat gebruiken wij als "brandstof" voor de verbranding in ons lichaam?
A
Water
B
Voedsel
C
Benzine
D
Zuurstof

Slide 19 - Quiz

0

Slide 20 - Vidéo

Wat is de "brandstof" bij de verbranding van een lucifer?

Slide 21 - Question ouverte

Wat voor energie maken de cellen in jouw lichaam?
A
Warmte-energie
B
Licht-energie
C
Bewegingsenergie
D
Kern-energie

Slide 22 - Quiz

Welke stof gebruiken wij in ons lichaam vooral voor de verbranding?

Slide 23 - Question ouverte

Welke twee stoffen heb je nodig om in je cellen te kunnen verbranden?

Slide 24 - Question ouverte

Verbranding
In alle cellen van het organismen vindt verbranding plaats.
- Verbranding vindt voortdurend plaats: dag en nacht
- De energie die vrijkomt, wordt gebruikt voor de processen in de cel

Slide 25 - Diapositive

Verbranding
Energiebehoefte: hoeveelheid energie die een persoon per dag nodig heeft.
- Je energiebehoefte is o.a. afhankelijk van je lichamelijke inspanning. 
- Hoe groter de lichamelijke inspanning, hoe meer verbranding er plaats vindt. Er is dan meer brandstof en zuurstof nodig. Ook ontstaan er meer afvalstoffen. 

Slide 26 - Diapositive

BS 4: 
  • Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen
  • Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen
  • Verschil tussen neusademhaling en mondademhaling
  • Functie van het strotklepje en huig 

Slide 27 - Diapositive

0

Slide 28 - Vidéo

0

Slide 29 - Vidéo

Ademhalingsstelsel

Slide 30 - Diapositive

Wat hoort bij de letter A?
A
Bronchie
B
Luchtpijp
C
Middenrif
D
Slokdarm

Slide 31 - Quiz

Letter B
A
Bronchie
B
Longblaasje
C
Luchtpijptakje
D
Middenrif

Slide 32 - Quiz

Neusholte en mondholte
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Waarom is ademen door je neus beter dan doorje mond
  • Het filteren ( zuiveren) van stofdeeltjes
  • Lucht wordt vochtig gemaakt
  • Lucht wordt verwarmd
  • Door je neus kan je ook ruiken: waarschuwing tegen schadelijke  gassen

Slide 35 - Diapositive

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep: sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd zitten de stembanden.

Slide 36 - Diapositive

Keelholte

Slide 37 - Diapositive

0

Slide 38 - Vidéo

Wat is de huig?
A
1
B
2

Slide 39 - Quiz

Luchtpijp
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd.

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp.

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies.

Slide 40 - Diapositive

Bronchiën 
De luchtpijp splitst zich in 2 takken: de bronchiën

Ze vertakken zich in steeds kleinere luchtpijptakjes en eindigen in longblaasjes

Ook de wanden van de bronchien 
en longblaasjes zijn bedekt met slijmvlies

Slide 41 - Diapositive

De luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Vidéo

Longblaasjes
Eind van de bronchiën
Zuurstof wordt opgenomen in het bloed
Koolstofdioxide wordt afgegeven aan de lucht

Slide 44 - Diapositive

0

Slide 45 - Vidéo

Slide 46 - Vidéo