hoofdstuk 2 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

2.4 GRAMMATICA

BLZ. 69

Toets H2

dinsdag 22 januari

Lezen, woorden, grammatica, spelling

antwoord 1C

      BWB                 WG      O             LV                    MV           WG
Na haar beurt I zou I Stelle I de boog I aan Boyan I geven.

 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
 
 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  

bwb		wg		o		lv		mv		wg
Na haar beurt	|	zou	|	Sterre	|	de boog	|	aan Boyan	|	geven.

 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
 
 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  
  

bwb		wg		o		lv		mv		wg
Na haar beurt	|	zou	|	Sterre	|	de boog	|	aan Boyan	|	geven.

Nakijken opdr 4

a  begon uit te ademen, liet los

b  zou kunnen raken, zich heeft leren concentreren

c   miste

d  stond te trillen, schaamde zich

Wat is een wederkerend werkwoord?

1. schrijven
2. raken
3. zich vergissen
4. afwassen

Hij begon te zingen.
Wat is het WG?

1. begon
2. begon zingen
3. begon te zingen

Hij besloot na het eten af te wassen.

Wat is het WG?

1. besloot af te wassen
2. besloot te wassen
3. besloot eten af te wassen
4. besloot eten te wassen

ZINSDELEN

HET ONDERWERP (O)

ZINSDELEN

HET LIJDEND VOORWERP (LV)

ZINSDELEN

HET MEEWERKEND VOORWERP (MV)

ZINSDELEN

DE BIJWOORDELIJKE BEPALING (BWB)

Aan de slag

blz. 70, 71

mk. opdr 6 + 7 + 9

huiswerk nakijken

• opdr 6 blz. 70
• vragenrondje

Gister gaf hij de ober een fooi
Wat is het LV?

1. de ober
2. een fooi
3. hij
4. gister

Wat is het Onderwerp?
Iedere ochtend maakt de kerkklok mij wakker.

1. maakt
2. mij
3. iedere ochtend
4. de kerkklok

Wat is het Meewerkend Voorwerp?
Bij het afscheid gaf hij haar een zoen.

1. haar
2. hij
3. een zoen
4. bij het afscheid

mk opdr 10 blz. 71

zin a t/m d