Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
a. De man koopt een computer
- Deze zin is actief
- In zin a staat een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
b. De computer wordt door de man gekocht (passief)
- Er veranderen dan drie dingen:
1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.
Actief | Passief (hulpwerkwoord is worden) | |
OTT | Jan slaat de hond. | De hond wordt door Jan geslagen. |
OVT | Jan sloeg de hond | De hond werd door Jan geslagen. |
OTTT | Jan zal de hond slaan. | De hond zal door Jan worden geslagen. |
OVTT | Jan zou de hond slaan. | De hond zou door Jan worden geslagen. |
Actief | Passief (hulpwerkwoord is zijn) | |
VTT | Jan heeft de hond geslagen. | De hond is door Jan geslagen. |
VVT | Jan had de hond geslagen. | De hond was door Jan geslagen. |
VTTT | Jan zal de hond hebben geslagen. | De hond zal door Jan zijn geslagen. |
VVTT | Jan zou de hond hebben geslagen | De hond zou door Jan zijn geslagen. |
Je krijgt zinnen te zien die of in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.
Let op! Je hebt 20 sec om te antwoorden!
cookieTextcookieStatement