Theme 4 Bezittelijke voornaamwoorden

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

When do you use the present continuous?

1. Als je iets in de verleden tijd wil zetten
2. Als je wil zeggen dat iets NU op dit moment bezig is
3. Als je iets in de tegenwoordige tijd wil zetten
4. Als je het hebt over de toekomende tijd. (toekomst)

Bezittelijke voornaamwoorden

Possessive pronouns

Theme 4

Stepping stones

Bezittelijke voornaamwoorden

Gebruik: om aan te geven van wie iets is.

Dit kun je op twee manieren doen.

Bij elke persoon kun je twee manieren gebruiken.

This is my Ipad.
This Ipad is mine.

De twee vormen

I > my / mine

You > your/yours

He > his / his
She > her / hers
It > Its / x

De twee vormen

my (mijn)  / mine (van mij)

 your (jouw, uw) /yours (van jou)

his (zijn) / his (van hem)
her (haar) / hers (van haar)
Its (zijn/haar) / x

De twee vormen

we > our/ours

you > your/ yours

they > their / theirs

our (onze) / ours (van ons)
your (jullie)/ yours (van jullie)

their (hun) / theirs (van hen)

Verschil

De eerste vorm van deze bezittelijke vnwen wordt in een zin bijvoeglijk gebruikt.

Is this your pen?

'your' zegt iets over het zelfstandig nw 'pen'.

Verschil

De tweede vorm van de bezittelijke vnwen wordt
zelfstandig gebruikt.

Is this your pen or is it mine?

Deze voornaamwoorden vervangen een eerder genoemd zelfstandig naamwoord.

Bijvoeglijk gebruik

My
Your
His

Her
Its
Our
Your        Their

Zelfstandig gebruik

Mine
Yours
His    Hers
-  (It heeft geen bezittelijk vnw die je als zelfstandig kan gebruiken)
Ours
Yours        Theirs

Oefenen

Stepping stones Activity book B 

page 22 , exercise 28