0-meting spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

de gebiedende wijs spel je als

1. een werkwoord in de 1e persoon
2. een werkwoord in de 2e persoon
3. een werkwoord in de 3e persoon
4. een werkwoord in de meervoud

Vul in in ott: mijn buurjongen *(schilderen) op de muren, wat iedereen verschrikkelijk (vinden)

1. schildert/vind
2. schildert /vindt
3. schilderd/vind
4. schilderd/vindt

vul in: het ww in de ott: Timo wakeboarden elke dag

1. wakeboart
2. wakeboard
3. wakeboardt
4. wakeboardet

vul het ww in in de verleden tijd: Rudy (gamen) tot diep in de nacht wat zijn vader niet (waarderen) heeft

1. gamede/waardeerd
2. gamede/gewaardeerd
3. gamet/waardeert
4. gamed/gewaardeerd

vul het ww in in de ovt: er was een tijd dat iedereen contant (betalen) of (chippen)

1. betaalde/chipte
2. betaaldde/chipte
3. betaalde/chipde
4. betaaldde /chipde

vul het werkwoord tussen haakjes goed in: Jan heeft haring (bestellen) die hij met smaak (verorberen)

1. bestelt /verorbert
2. besteld/verorberd
3. bestelt /verorberd
4. besteld /verorbert

vul de ww tussen haakjes goed in: omdat de trein gevaarlijke stoffen (vervoeren) (worden) hij zorgvuldig (besturen)

1. vervoert/word/bestuurd
2. vervoert/wordt/bestuurd
3. vervoerdt/wordt/bestuurd
4. vervoerd/word/bestuurt

vul de ww goed in: de man die zijn meester (verraden) was de man die hem (begroeten) met een kus

1. verraden /begroeten
2. verradden /begroetten
3. verraadde /begroette
4. verrade /begroete

vul de ww goed in: de relschoppers (verwoesten) de winkels en dat (verrassen) iedereen

1. verwoesten/verrasten
2. verwoestte/verraste
3. verwoestten/verraste
4. verwoestte/verrastte

vul bij de volgende vragen de juiste vorm in van het werkwoord. 

in het slecht (verlichten) steegje probeerde Tim de brommer te (starten), maar hoe hij ook (chocken), het ding wilde niet (starten)

1. verlichte, starten chockte, starten
2. verlichtte, startten, choockte, starten
3. verlichte, starte, chockte, starten
4. verlichtte, starten, chockte, starten

de inwoners keken (verbijsteren) naar de (doden) draak die hun stad jaren lang had (tiranniseren) en aan wie ze hun dochters hadden (offeren)

1. verbijsterd, gedoodde, getiranniseerd, geoffert
2. verbijstert, gedode, getiranniseerd, geofferd
3. verbijsterd, gedode, getiranniseert, geoffert
4. verbijsterd, gedode, getiranniseerd, geofferd

bij welke werkwoorden kun je iets aan 't kofschip hebben?

1. zwak tegenwoordige tijd
2. sterk verleden tijd
3. zwak verleden tijd
4. sterk tegenwoordige tijd

voeg in de volgende zinnen leestekens, apostrof, koppelteken en accenten toe. verander zo nodig cijfers in letters 

de domine... vroegen mij bridget jan van kerkhof s avonds met zijn vrouw eline 10 potjes in amstelveen

de reden dat ik dat vind zegt meneer petersen is dat ik niet meer in de cafes kom omdat ik daar miep kan tegenkomen

vul het meervoud in:
academicus

vul het meervoud in: rund

vul het meervoud in: porie

vul het meervoud in: vakantie

vul het meervoud in: baby

vul het meervoud in: taxi

vul het meervoud in: evangelie

vul het meervoud in: genie

vul het meervoud in: bacterie

vul alle mogelijke meervoudsvormen in: sponsor

maak een verkleinwoord: buggy

maak een verkleinwoord: kiwi

maak een verkleinwoord: dvd

maak een verkleinwoord: A4

maak een verkleinwoord: 7

maak een verkleinwoord: blad

maak een verkleinwoord: café

maak een verkleinwoord: koning

maak een samenstelling:
koe + vlaai

maak een samenstelling:
station + straat

maak een samenstelling:
gezin + samenstelling

maak een samenstelling:
station + klok

maak een samenstelling: zon + steek

goed of fout?
berenkuil

1. goed
2. fout

goed of fout?
aspirinendoosje

1. goed
2. fout

goed of fout? rijstepap

1. goed
2. fout

goed of fout? reuzengezellig

1. goed
2. fout

goed of fout? ruggenspraak

1. goed
2. fout

goed of fout: groentenboer

1. goed
2. fout

goed of fout: gedachtesprong

1. goed
2. fout

vul de juiste vorm in: aan de ....mensen werd koffie aangeboden maar .... hadden liever thee

1. meeste /sommigen
2. meesten /sommigen
3. meeste/ sommige
4. meesten/sommige

van de mooie planten heb ik er ... gekocht

1. enkele
2. enkelen

de leerlingen gokten de ....vragen .... hadden het mis

1. meesten / enkelen
2. meesten / enkele
3. meeste/enkele
4. meeste/enkelen

... genodigde kwamen niet opdagen, .... hadden een excuus

1. vele / weinigen
2. vele / weinige
3. velen / weinige
4. velen / weinigen

hele getallen tot en met twintig schrijf je met letters

1. waar
2. niet waar

exacte waarden, zoals jaartallen en gewichten en temperatuur schrijf je met cijfers

1. waar
2. niet waar

verander cijfers in letters en andersom waar nodig: 50 jaar geleden waren er 10 van de dertig inwoners die op de veertiende van de maand hun derde ster van wel 34 kilo zagen vallen rond elf uur 's avonds.