TaalCompleet A2 thema 3 herhaling lesstof

scheidbare werkwoorden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

scheidbare werkwoorden

Slide 1 - Diapositive

welke zin is goed?

willen + opendoen
A
Het kind wil opendoen de deur.
B
Het kind wil de deur opendoen.
C
Het kind wil opendoet de deur.
D
Het kind wil doen de deur open.

Slide 2 - Quiz

Welke zin is goed?

moeten + schoonmaken
A
Je moet de keuken goed schoonmaken.
B
Je moet goed schoonmaken de keuken.
C
Je moet maken de keuken goed schoon.
D
Je moet maakt de keuken goed schoon.

Slide 3 - Quiz

Maak een zin met oppassen

Slide 4 - Question ouverte

Welke zin is goed? Kunnen en ophangen
A
Hier je kunnen je jas ophangen
B
Je kunt hier je jas ophangen
C
Hier je jas kunnen ophangen
D
Je jas kun je hier ophangen.

Slide 5 - Quiz

Maak een zin met opsturen

Slide 6 - Question ouverte

Welke zin is goed?
komen, ophalen
A
David zijn kinderen komen ophalen.
B
De kinderen komt David ophalen.
C
David komt zijn kinderen ophalen.
D
Komen David zijn kinderen ophalen?

Slide 7 - Quiz

Maak een zin met omdraaien.

Slide 8 - Question ouverte

Hij vraagt of / hij denkt dat

Slide 9 - Diapositive

Ahmed is niet op school. Ik denk dat.....
A
hij is ziek.
B
hij ziek is.

Slide 10 - Quiz

Ella heeft honger. Ze vraagt haar moeder of......
A
zij een boterham mag.
B
zij mag een boterham.

Slide 11 - Quiz

de baby
A
twee babies
B
twee babys
C
twee baby's
D
twee babyen

Slide 12 - Quiz

de spiegel
A
twee spiegelen
B
twee spiegels

Slide 13 - Quiz

het resultaat
A
de resultaaten
B
de resultaats
C
de resultaten
D
de results

Slide 14 - Quiz

Abdi moet morgen naar het ziekenhuis. Hij wordt dan aan zijn been .......................
A
geopereerd
B
gebroken
C
verwacht
D
verloren

Slide 15 - Quiz

Ik ben mijn trui kwijt. Heb jij hem gezien? Hij is blauw en van het .......... Adidas.
A
hart
B
merk
C
melden
D
regel

Slide 16 - Quiz

Mara heeft gebeld. Wil jij haar .................
A
opnemen
B
terugbellen

Slide 17 - Quiz

Anja heeft een grote zaal .............. voor het feest.
A
geregeld
B
gemeld

Slide 18 - Quiz

Wat ga jij extra oefenen voor de toets?

Slide 19 - Question ouverte