Bgeel (24-5-2022), Disk vrije tijd, herhaling grammatica

WELKOM!
NT2
24-05-2022
Mevrouw Hilde
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

WELKOM!
NT2
24-05-2022
Mevrouw Hilde

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Werkwoorden met een vast voorzetsel
  • Kahoot!
  • Scheidbare werkwoorden
  • Mening geven
  • 'Dilemma op dinsdag'
  • Dictoglos
  • Schrijven
  • Taboe
  • Jeugdjournaal

Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden met een vast voorzetsel


Er zijn werkwoorden in het Nederlands met een vast voorzetsel.
Bijvoorbeeld:

Ik ben boos op mijn broertje.
Efe luistert naar het nieuwe liedje van Harry Styles.
Prins Harry is verliefd op Meghan.

Slide 3 - Diapositive

Vaste voorzetsels

Slide 4 - Diapositive

Werkwoorden met een vast voorzetsel


Er zijn werkwoorden in het Nederlands met een vast voorzetsel.
Bijvoorbeeld:

Ik ben boos op mijn broertje.                                                                  (boos zijn op)
Efe luistert naar het nieuwe liedje van Harry Styles.              (luisteren naar)
Prins Harry is verliefd op Meghan.                                                        (verliefd zijn op)

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden met een vast voorzetsel

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

Wat zijn scheidbare werkwoorden?
Scheidbare werkwoorden zijn werkwoorden die je kan scheiden (verdelen) in 2 stukken.

Slide 8 - Diapositive

Voorbeelden van scheidbare werkwoorden
Kijk eens naar de volgende woorden:
Komen                                                  Stappen
Aankomen                                            Instappen
Thuiskomen                                          Uitstappen
Terugkomen                                          Opstappen   
De paars/rode woorden zijn voorbeelden van scheidbare werkwoorden. Ze bestaan uit 2 delen.

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld van het werkwoord aankomen/uitstappen
Onze trein moet om 10 uur aankomen.
Als de trein om 10 uur aankomt, is hij op tijd.
Onze trein komt om 10 uur aan.
Onze trein komt aan om 10 uur.
Onze trein is precies op tijd aangekomen.
De machinist probeert op tijd aan te komen.

Waar moeten we uitstappen?
We stappen in Den Haag uit.
We stappen uit in Den Haag.
Oh, daar zijn we laatst ook uitgestapt.
Vergeet niet op tijd uit te stappen.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Vul de goede vorm in:
Daar............ de trein .......... (aankomen)

Slide 12 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Veel mensen............. (uitstappen)

Slide 13 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Er..............ook veel mensen............ (instappen)

Slide 14 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Vaak is er weinig tijd om ............ te .......... (instappen)

Slide 15 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Waar moet jij ............. (uitstappen)

Slide 16 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
En waar ben jij ............ (instappen)

Slide 17 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Mijn zus heeft mij foto's ............(opsturen)

Slide 18 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Ze...........mij vaak foto's .......(opsturen)

Slide 19 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Ik zal haar vanavond..........(opbellen)

Slide 20 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Ik........haar altijd.... om haar te bedanken.

Slide 21 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Laatst heb ik haar ook ...........(opbellen)

Slide 22 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Wij proberen elkaar 2 keer in de week ....te ...... (opbellen)

Slide 23 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Wie......bij jullie de deur......? (opendoen)

Slide 24 - Question ouverte

Vul de goede vorm in:
Maar deze keer heb ik de deur (openmaken)

Slide 25 - Question ouverte

Grammatica en spreken
Vandaag leren we over:
je mening geven.
Daarmee bedoelen we: dat je zegt wat je van denkt en vindt. Een mening is nooit fout. 
Een mening is van iemand. Als jij zegt: 'Ik vind de kleur rood de mooiste kleur.' dan is dit jouw mening. Ik kan niet zeggen: dat is niet waar. 
Ik kan wel zeggen:
'Ik vind de kleur blauw de mooiste kleur.

Slide 26 - Diapositive

Opdracht
Maak zinnen met de woorden die je op het plaatje ziet. De zin begint altijd met: Ik vind. (vak 1)
Dan kies je een stukje zin uit vak 2. En als laatste een stukje zin uit vak 3. 

Voorbeeld: Ik vind zijn werk niet goed.
Maak 8 verschillende zinnen! Let goed op hoe je de woorden schrijft. Denk aan hoofdletter en punt.

vak 1
vak 2
vak 3

Slide 27 - Diapositive

Opdracht
Maak zinnen met de woorden die je op het plaatje ziet. De zin begint altijd met: Ik vind. (vak 1)
Dan kies je een stukje zin uit vak 2. En als laatste een stukje zin uit vak 3. 

Voorbeeld: Ik vind zijn werk niet goed.
Maak 8 verschillende zinnen! Let goed op hoe je de woorden schrijft. Denk aan hoofdletter en punt.

vak 1
vak 2
vak 3

Slide 28 - Diapositive

Opdracht
Maak zinnen met de woorden die je op het plaatje ziet. De zin begint altijd met: Ik vind dat (vak 1)
Dan kies je een stukje zin uit vak 2. Dan een stukje zin uit vak 3. Dan vak 4 en als laatste een stukje zin uit vak 5.

Voorbeeld: Ik vind dat hij zijn werk niet goed doet.

Maak 8 verschillende zinnen! Let goed op hoe je de woorden schrijft. Denk aan hoofdletter en punt.

vak 1
vak 2
vak 3
vak 4
vak 5

Slide 29 - Diapositive

Dilemma op dinsdag!

Slide 30 - Diapositive

Dilemma op dinsdag

Slide 31 - Diapositive

Dilemma op dinsdag 

Slide 32 - Diapositive

Vrije tijd

Slide 33 - Diapositive

Wat betekent 'vrije tijd'?

Slide 34 - Question ouverte

Wat doen mensen in hun vrije tijd?

Slide 35 - Carte mentale

Schrijfopdracht
Je gaat een tekst schrijven over jezelf. 
Je gaat schrijven over wat jij doet in je vrije tijd. 


Slide 36 - Diapositive

Afspraken
1. Je schrijf minimaal 10 zinnen. 
2. Je zoekt minimaal 3 foto's. 
3. Je schrijf hoofdletters en punten. 
4. Je let goed op hoe je de werkwoorden moet schrijven. 
5. Klaar? Controleer je werk, vraag aan de juf of je nog iets kan veranderen. Lever je werk in. 

Slide 37 - Diapositive

Neem de woordenlijst door
Welk woord begrijp je niet?

Slide 38 - Diapositive

Taboe

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Lien

Schoolwerk voor woensdag
  • Inleveren tekst over jezelf.
  • Leren toets.


Slide 41 - Diapositive