10.1 Dekolonisatie

Tijdvak 10
Tijd van televisie en computer 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Tijdvak 10
Tijd van televisie en computer 

Slide 1 - Diapositive

10.1 Dekolonisatie en multiculturele samenleving 
- Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
- De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.

Slide 2 - Diapositive

Dekolonisatie
Dekolonisatie is het proces waarbij kolonies zelfstandig worden van een moederland
  • De term wordt vooral gebruikt voor het proces waarbij niet-Europese koloniën van Europese koloniale mogendheden onafhankelijk werden.

Slide 3 - Diapositive

In de 20e eeuw verkregen ruim 87 landen hun onafhankelijkheid. Ruim 70 daarvan vonden plaats na de 2e WO

Slide 4 - Diapositive

Verklaar het versnelde
dekolonisatieproces na
de Tweede Wereldoorlog
timer
3:00

Slide 5 - Question ouverte

Redenen tot (versnelde) dekolonisatie
na 1945
  1. Europese landen waren verzwakt. 
  2. Nationalistische groepen sterk aanwezig
  3. VS en SU tegen koloniaal bezit 
  • Engeland dé-koloniseert relatief vreedzaam, Frankrijk, Nederland & Portugal voeren oorlogen uit.

Slide 6 - Diapositive

Dekolonisatieproces in twee voorbeelden 
  • Brits-Indië
  • Nederlands-Indië

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld 1
Brits-Indië wordt onafhankelijk
  • Brits-Indië een van de belangrijkste koloniën van Britse Rijk 
    Naar schatting heeft de kolonie in 200 jaar 45 biljoen (45,000 miljard) opgeleverd 
  • Desondanks verkreeg het z'n onafhankelijkheid in 1947 - maar waarom en hoe? 

Slide 9 - Diapositive

De man op de voorgrond is een belangrijk voorvechter voor Indische onafhankelijkheid 
  • Mahatma Gandhi 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Mahatma Gandhi 
  • Volgde juristenopleiding in Londen
  • Twee decennia in Zuid-Afrika gewerkt als advocaat, protesteert tegen ongelijke behandeling Indiërs in ZA. 
  • Na 1919 leider van beweging voor onafhankelijkheid (economisch/spiritueel)
  • Toonbeeld geweldloos protest, passief verzet, burgerlijke ongehoorzaamheid en boycots Britse geïmporteerde goederen. 
  • Boycot 1: Britse (katoenen) kleding export naar Brits-Indië
    Voor WO 1 - 50%
    Rond 1932 - 25% 
  • Boycot 2: Geen geïmporteerd Brits zout kopen 

Slide 12 - Diapositive

1930: Mars van burgerlijke ongehoorzaamheid (Zoutmars), in protest tegen het Britse zoutmonopolie. 
Als gevolg gingen miljoenen zelf zout winnen. Ruim 60.000 Indiërs werden gearresteerd.
Britten waren verward door geweldloos protest

Slide 13 - Diapositive

Betrouwbaarheid van bronnen 

  • Om de betrouwbaarheid van een bron te beoordelen, moet je letten op:
  • 1. De persoon
    Wat voor persoon was de schrijver of maker van de bron? 
    Welke rol speelde hij/zij in de in de bron beschreven gebeurtenis?

  • 2. De tijd
    Heeft de schrijver/maker de informatie de de bron bevat direct na de gebeurtenissen opgeschreven, of pas vele jaren later?
    Leefde de schrijver in een tijd waar op dat moment sprake was een totalitaire regime met bijvoorbeeld censuur of leefde hij in een democratie waar vrijheid van meningsuiting gold? 
  • 3. De informatie zelf
    Hoe kwam de schrijver/maker zelf aan de informatie?
    Was hij/zij er zelf blij? Kon hij het gebeuren/proces dat hij beschrijft zelf overzien?
    Heeft hij het van horen zeggen? En waar haalde deze zegsman zijn info vandaan?
  • 4. De bedoeling
    Met welk doel heeft de schrijver/maker de gegevens  vastgelegd?
    Wil de schrijver/maker ergens propaganda voor maken of een ' waar verhaal'  schrijven? 
    Was de bron bedoeld voor iedereen (publieke bron) of privé of geheim, bijvoorbeeld een dagboek? Onbewuste, niet-publieke bronnen zijn meestal betrouwbaarder dan publieke bronnen. 


Slide 14 - Diapositive

Oefenvraag 

Gebruik de bron hiernaast: zout maken op het strand
Bij deze bron passen twee gegevens:
1. Tussen 12 maart 1930 en 6 april 1930 vond de Zoutmars plaats. Dit was in protest tegen de Britse zoutmonopolie, die het Indiërs verplicht stelde Brits zout te kopen, in plaats van plaatselijk zout. 
2. In navolging van Gandhi trokken miljoenen Indiërs naar de plaatselijke kusten om daar zout te winnen. 

3p     Je vraagt je af of deze foto een betrouwbaar beeld geeft               van de gevolgen van de Zoutmars uit 1930. 
           Bepaal of je deze bron betrouwbaar vindt en leg dit uit                   aan de hand van informatie afkomstig uit beide                                 gegevens. 










Groep indiers wint zout op het strand. Foto is genomen op 6 mei, 1930. 

Slide 15 - Diapositive

Oefenvraag antwoorden 
Voorbeeld van een goed antwoord
Ja ik vind de bron betrouwbaar (1), want de bron toont een groep Indiërs die ook zelf zout verzamelen (1). Daarnaast is deze foto genomen op 6 mei, het vindt dus plaats na de Zoutmars (1). 

Voorbeeld van een goed antwoord
Ja ik vind de bron betrouwbaar (1), want de foto toont de situatie zoals die is  (waarheidsgetrouw) (1) en is genomen na de Zoutmars (1). 

Voorbeeld van een goed antwoord
Nee, ik vind de bron onbetrouwbaar (1), want het is niet duidelijk wie de foto heeft gemaakt (1) en ook niet met welke bedoeling (1), 

Voorbeeld van een goed antwoord
Discutabel (1), want enerzijds is deze foto wel een (duidelijk) gevolg van de Zoutmars (1), anderzijds weten we niet wie de foto heeft gemaakt en ook niet met welke bedoeling (1). 

Slide 16 - Diapositive

Van 1 land naar 5 
  • 1930: Engeland laat steeds meer over aan India.
  • Gedurende 2e WO: belofte tot onafhankelijkheid
  • 1947: Brits-Indië gescheiden in India en Pakistan (oost en west). Burgeroorlog volgt. 
  • 1948: Gandhi vermoordt door Hindoe-extremist (tegen religieuze tolerantie). 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Plaats bij beide afbeeldingen een kenmerkend aspect.
Beargumenteer je keuze.


Op de foto links staat: wij houden niet van de Nederlanders.

Op de 3 plaatjes worden diensten aan de Nederlanders geweigerd.

Slide 19 - Diapositive

Indonesië

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive




Soekarno roept de onafhankelijk uit
17 augustus 1945

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Japan als 'bevrijder' van Azië
  • Aziatisch volk dat als 'inferieur' werd beschouwd.
  • Deze 'inferieuren' trapten de Britten, Fransen en Nederlanders uit Azië.
  • Japan belooft onafhankelijkheid aan alle koloniën. 
  • Onafhankelijkheid blijft echter uit. Onvrede neemt toe. 
  • Japan wordt verslagen. Kolonisator is er niet --> Soekarno roept onafhankelijkheid uit 

Slide 24 - Diapositive

Waarom is dit mogelijk?
  • Nederlanders zitten nog in de kampen
  • Geen Nederlands leger in de buurt
  • Pedoema’s (nationalistische jongeren) beheersen de straten

Slide 25 - Diapositive

Reactie Nederland onmiskenbaar

Slide 26 - Diapositive

Bersiap-periode
  • zeer gewelddadige periode met duizenden slachtoffers (vooral Nederlanders en pro-Nederlandse groepen)
  • Gezagsvaccuüm: onduidelijk wie écht de macht heeft, daardoor kunnen pemoeda's hun gang gaan (zonder dat er wordt ingegrepen)

Slide 27 - Diapositive

En nu...?
  • Nederland wil de onafhankelijke republiek Indonesië niet erkennen.
  • Engelsen zijn in de buurt, maar hebben geen zin in nieuwe oorlog: Nederland moet het zelf maar oplossen. 
  • Nederlander wil niet praten met Soekarno (verrader en opstandeling)

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Politionele acties 
  • Vredespoging mislukt, NL grijpt in. 
  • Herstellen van het Nederlandse gezag
  • Militair een succes, politiek niet: Republiek bleef bestaan en er kwam veel kritiek uit het buitenland

Slide 30 - Diapositive

Indonesische onafhankelijkheid erkend
  • Grote druk op Nederland: Verenigde Staten dreigen met het stopzetten van het Marshallplan
  • Nederland stopt de Politionele acties
  • Soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949

Slide 31 - Diapositive



Republik Indonesia




Relatie met Nederland blijft echter moeilijk: 
veel discussies over o.a.: de Molukken, mensenrechten en ontwikkelingshulp.

Slide 32 - Diapositive