BK 1C les 1 Fictie perron 2

fictie
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

fictie

Slide 1 - Diapositive

Hoe maakt een schrijver een verhaal spannend?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe maakt een schrijver een boek spannend?
  1. De schrijver gebruikt spannende woorden.
  2. De schrijver beschrijft een spannende omgeving, geluiden en enge personen.
  3. De schrijver vertelt niet alles. Hij of zij laat soms belangrijke informatie weg voor de hoofdpersoon, terwijl de lezer wél weet wat er aan de hand is.
  4. Soms stopt de schrijver op een heel spannend stukje in het verhaal en vertelt hij over iets anders.
  5. Soms vertelt de schrijver iets over wat er vroeger is gebeurd. 

Slide 3 - Diapositive

Een schrijver maakt een verhaal spannend door het hele verhaal in de juiste volgorde te vertellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

De schrijver vertelt niet alles; hierdoor wordt het verhaal spannend.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Bij een spannend verhaal wil de lezer zo snel mogelijk doorlezen om te weten hoe het afloopt.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

De schrijver gebruikt vaak spannende woorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

De lezer weet alles over het verleden van de hoofdpersoon in een spannend boek.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een avonturenverhaal?

Slide 9 - Question ouverte

Avonturenverhaal
Een avonturenverhaal is spannend. Het verhaal heeft een held. De held is dapper en durft risico's te nemen.
Een avonturenverhaal speelt zich vaak af op verafgelegen, vreemde plaatsen. Vaak reist de hoofdpersoon veel.

Slide 10 - Diapositive

Wat doe je als je moeilijke woorden tegenkomt?

Slide 11 - Question ouverte

Moeilijke woorden
Ook bij fictie lees je weleens woorden die je niet kent. Door (veel) te lezen vergroot jij de hoeveelheid woorden die je kent, je woordenschat. Hoe kom je achter de betekenis van onbekende woorden? En is het ook nodig dat je ieder woord begrijpt?

Slide 12 - Diapositive

  1. Lees gewoon door. Ook als je een woord niet kent, kun je het verhaal vaak nog wel begrijpen. Meestal kom je dan wel achter de betekenis van het woord.
  2. Je kunt aan iemand anders vragen wat het woord betekent.
  3. Je kunt het woord opzoeken in het woordenboek.

Slide 13 - Diapositive

Wat weet je over de plaats van een verhaal?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is de tijd van een verhaal?

Slide 15 - Question ouverte

Tijd van een verhaal
  • Het heden (nu)
  • Het verleden
  • De toekomst

Soms vertelt de schrijver dit niet, maar weet je door te lezen in welke tijd een verhaal zich afspeelt.

Slide 16 - Diapositive

Wat zijn kenmerken van een griezelverhaal?

Slide 17 - Question ouverte

Griezelverhaal
Een griezelverhaal gaat over enge dingen en heeft een dreigende sfeer. Er komen vaak monsters en griezelige personen in voor. Het speelt zich vaak af in een enge omgeving. 

Slide 18 - Diapositive