3K Thema 2 Ecologie bs 3 en 4

Ecologie
Bs 1 Eten en gegeten worden 
Bs 2 Piramiden 
Bs 3 De koolstofkringloop 
Bs 4 Populaties 
Bs 5 Aanpassingen bij dieren 
BS 6 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Ecologie
Bs 1 Eten en gegeten worden 
Bs 2 Piramiden 
Bs 3 De koolstofkringloop 
Bs 4 Populaties 
Bs 5 Aanpassingen bij dieren 
BS 6 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2

Slide 1 - Diapositive

Ecologie
Bs 1 Eten en gegeten worden 
Bs 2 Piramiden 
Bs 3 De koolstofkringloop 
Bs 4 Populaties 
Bs 5 Aanpassingen bij dieren 
BS 6 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

CO2
= koolstof-dioxide
C6H12O6
= glucose

Slide 5 - Diapositive

Lucht bestaat voornamelijk uit kool-stofdioxide, stikstof en zuurstof. In welk van deze gassen komt koolstof voor?
A
Koolstofdioxide
B
Stikstof
C
Zuurstof

Slide 6 - Quiz

Koolstof komt ook voor in planten en dieren. Koolstof is nodig voor de opbouw van … stoffen.
A
anorganische
B
organische

Slide 7 - Quiz

Planteneters eten                                       . 
Hierbij komen de plantaardige                                       in het lichaam van een dier terecht. Het dier kan deze stoffen gebruiken als                                       of                                       .
Bij de                                       komt koolstof terecht in 
                                       in de lucht.
koolstofdioxide
planten
organische stoffen
brandstoffen
bouwstoffen
verbranding

Slide 8 - Question de remorquage

Waar komt de koolstof terecht als een organische stof in het lichaam van een dier wordt gebruikt als bouwstof?
A
In dierlijke anorganische stoffen
B
In dierlijke organische stoffen

Slide 9 - Quiz

Welke organismen gebruiken de onverteerbare organische stoffen uit uitwerpselen? 2 antwoorden kiezen.
A
alleseters
B
bacteriën
C
planten
D
schimmels

Slide 10 - Quiz

De organismen die organische stoffen opnemen uit uitwerpselen, gebruiken deze stoffen voornamelijk als
A
bouwstoffen
B
brandstoffen

Slide 11 - Quiz

Reducenten zetten de                                       uit 
                                      of uitwerpselen om in koolstofdioxide,                                       en                                       . 
Deze stoffen kunnen weer door                       
worden opgenomen.
1
3
&
4
2
5
dode organismen
planten
organische
water
mineralen
de bodem
anorganische
glucose
eiwitten
planteneters

Slide 12 - Question de remorquage

Hier staat een deel van de koolstof-kringloop schematisch getekend.

Slide 13 - Diapositive

Welke stof maken de groene
delen van de boom aan
m.b.v. zonlicht, water en zuurstof?
A
eiwitten
B
glucose
C
vetten

Slide 14 - Quiz

Welke gas komt vrij
bij verbranding in
organismen?
A
koolstofdioxide
B
stikstof
C
zuurstof

Slide 15 - Quiz

Hier staat een deel van de koolstof-kringloop schematisch getekend.

Slide 16 - Diapositive

dierlijke energierijke stoffen
energierijke stoffen in bacteriën en schimmels
plantaardigeenergierijke stoffen
glucose
fotosynthese
koolstofdioxide
verbranding
verbranding
verbranding

Slide 17 - Question de remorquage

schimmels en bacteriën
anorganische stoffen
sprinkhaan
torenvalk
muis
gras

Slide 18 - Question de remorquage

Welke anorganische stoffen worden bij de kringloop stoffen bedoeld?
Je mag meerdere antwoorden kiezen.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Mineralen
D
Water

Slide 19 - Quiz

Door fotosynthese wordt in het gras glucose gemaakt. Welke koolhydraten kan
de plant uit glucose maken?
Je mag meerdere antwoorden kiezen.
A
Cellulose
B
Suiker
C
Vetten
D
Zetmeel

Slide 20 - Quiz

1
2
3
5
6
7
4
8
9
dierlijke energierijke stoffen
energierijke stoffen in bacteriën en schimmels
plantaardigeenergierijke stoffen
glucose
fotosynthese
koolstofdioxide
verbranding
verbranding
verbranding

Slide 21 - Question de remorquage

koolstof in producenten
koolstof in consumenten
koolstof in reducenten
Koolstof-dioxide
fotosythese
verbranding
verbranding
verbranding
dode resten van consumenten
dode resten van producenten
fotosythese

Slide 22 - Question de remorquage

Ecologie
Bs 1 Eten en gegeten worden 
Bs 2 Piramiden 
Bs 3 De koolstofkringloop 
Bs 4 Populaties 
Bs 5 Aanpassingen bij dieren 
BS 6 Aanpassingen bij planten
Klas 4 Thema 2

Slide 23 - Diapositive

Ecologie = het bestuderen van alle relaties 
tussen organismen en hun milieu.
Organismen = één enkel levend wezen. 
Milieu = leefomgeving
Bizons krijgen in het najaar een wintervacht en in het voorjaar een zomervacht. Op die manier kunnen ze beter tegen de temperatuur.
Wilde konijnen krijgen in het najaar een wintervacht en in het voorjaar een zomervacht. Op die manier kunnen ze beter tegen de temperatuur.
In gebieden waar sneeuw valt, veranderd ook de kleur van de vacht. Wit in de winter en bruin in de zomer.
Konijnen graven holen en hebben op die manier invloed om hun omgeving. Er komt meer lucht ondergronds en andere dieren kunnen ook gebruik maken van deze holen. 
Klik op de rondjes links-
boven in de afbeeldingen.

Slide 24 - Diapositive

Abiotische factoren = invloeden uit de 
levenloze natuur.
Biotische factoren
invloeden uit de
levende natuur.

Slide 25 - Diapositive

Invloeden uit het milieu
Biotische factoren:
Roodborstje eet insecten, maar kan ook gegeten worden door roofvogels.

Abiotische factoren
Het leven van een roodborstje wordt beïnvloed door temperatuur, wind, regen, enz.

Slide 26 - Diapositive

Individu = één enkel organisme
Populatie = een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten
Levensgemeenschap = alle populaties in een bepaald gebied
Biotoop = alle abiotische factoren in een bepaald gebied
Ecosysteem = de levensgemeenschap  en biotoop in een bepaald gebied

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Inclusief biotoop
Exclusief biotoop
Exclusief biotoop
Inclusief biotoop
levensge-meenschap
ecosysteem
populatie
individu
ecosysteem
individu
levensge-meenschap
populatie

Slide 29 - Question de remorquage

Veel voedsel voor de planteneters =>
veel planteneters.
Dat geeft veel voedsel voor de vleeseters =>
veel vleeseters.
Veel vleeseters eten meer planteneters =>
minder planteneters.
Dat geeft minder voedsel voor de vleeseters =>
minder planteneters.

Slide 30 - Diapositive

Optimumkromme =
diagram dat voor een abiotische factor de minimale, 
de optimale en de maximale waarde laat zien.
Minimaal = de laagste waarde
Optimaal = de beste waarde
Maximaal = de hoogste waarde

Bv. de watertemparatuur bij vissen.
Bij het optimum groeien de vissen het beste.
Onder het minimum en boven het maximum 
kunnen de vissen niet leven.

Slide 31 - Diapositive

In een park zijn twee vijvers. In beide vijvers leven o.a. algen, stekelbaarsjes, waterkevers, waterplanten en watervlooien.

De stekelbaarsjes uit beide vijvers behoren              tot dezelfde populatie, omdat ze zich onderling              kunnen voortplanten.

De individuen die in de eerste vijver leven behoren              tot dezelfde populatie, omdat ze              tot dezelfde soort behoren.

De individuen die in de tweede vijver leven behoren              tot dezelfde levensgemeenschap, omdat ze              in hetzelfde leefgebied leven.
Niet
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel
Niet
Wel

Slide 32 - Question de remorquage

Onder welke omstandigheden groeit een populatie muizen?

Als er               voedsel is.
Als er               vijanden zijn.
Als het               weer is.
weinig
weinig
veel
veel
mooi
slecht

Slide 33 - Question de remorquage

Een groep bacteriën die door celdeling uit één bacterie zijn ontstaan, noemt men een bacteriekolonie. Als de omstandigheden gunstig zijn, kunnen bacteriën zich zeer snel delen. Bij een bepaalde bacteriesoort kan er elke vijf minuten een celdeling plaatsvinden. Eén zo’n bacterie deelt zich, zodat er na vijf minuten twee bacteriën zijn. Op deze manier ontstaat uit die ene bacterie een kolonie. 
In een experiment wordt de invloed 
van de temperatuur op de groei van 
een bacteriekolonie onderzocht. 
De resultaten zijn weergegeven 
in het diagram.

Slide 34 - Diapositive

Uit hoeveel bacteriën kan deze kolonie dan maximaal bestaan na dertig minuten?
A
32
B
64
C
75
D
128

Slide 35 - Quiz

In het diagram is de y-as niet benoemd. Wat moet er op de plaats van het ? bij de y-as staan?

Slide 36 - Question ouverte

Bij hoeveel graden celcius groeit een bacteriekolonie optimaal?

Slide 37 - Question ouverte

Bepaalde soorten bacteriën
zorgen voor voedselbederf.
Leg met behulp van het diagram uit waardoor voedsel in de diepvries langer houdbaar blijft.

Slide 38 - Question ouverte

De volgende vragen gaan over de tekst op de volgende pagina.

Lees goed !

Succes

Slide 39 - Diapositive

Hoe oud kan een goudvis worden? 
Na 43 jaar heeft Peter een antwoord op die vraag gekregen. Zijn goudvis is namelijk op die leeftijd overleden. Zijn vis staat nu in het Guinness Book of Records. 
Wil je Peters record breken? Dan zijn een paar dingen belangrijk. Een goudvis heeft veel ruimte nodig om te kunnen zwemmen. Het water moet de juiste temperatuur hebben en voldoende zuurstof bevatten. Eenzame goudvissen leven korter. Dus als je Peters record wilt breken, heb je meerdere goudvissen nodig. 
Naast een goede verzorging heb je ook geluk nodig. Net als andere dieren kan een goudvis ziek worden en doodgaan. Een voorbeeld van een vissenziekte is de vistuberculose.

Slide 40 - Diapositive

Welke twee abiotische factoren
worden in de tekst genoemd?

Slide 41 - Question ouverte

Welke biotische factor in de tekst vergroot de kans op een recordleeftijd bij een goudvis?

Slide 42 - Question ouverte

Is in Peters aquarium een ecosysteem ontstaan?
Leg je antwoord uit.

Slide 43 - Question ouverte

De goudvissen in Peters aquarium leggen regelmatig eitjes. Hieruit ontstaat een groot aantal nakomelingen. In het aquarium worden de jongen bijna allemaal opgegeten door hun ouders. 


Slide 44 - Diapositive

Wat zou er gebeuren als
alle jongen wel kunnen opgroeien?
Geef twee gevolgen.

Slide 45 - Question ouverte

Goudvissen die buiten in grote vijvers leven,
worden minder oud dan Peters vis.
Geef hiervoor twee redenen.

Slide 46 - Question ouverte

Producenten =
planten

Slide 47 - Diapositive

Consumenten

Slide 48 - Diapositive

Reducenten
Bacteriën & schimmels

Slide 49 - Diapositive

0

Slide 50 - Vidéo