Hoofdstuk 13

Hoofdstuk 13
woorden met de voorvoegsels ge- en be- 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 13
woorden met de voorvoegsels ge- en be- 

Slide 1 - Diapositive

dit hoofdstuk gaat over de voorvoegsels ge- en be-. 
je oefent met woorden met de voorvoegsels ge- en be-. 
voorvoegsels staan voor:
- een werkwoord 
- een bijvoeglijk naamwoord 
- een zelfstandig naamwoord. 

Slide 2 - Diapositive

lees de woorden hardop. 
geschiedenis
gedrag
geweld
gezellig
gelegen
genegen
gedegen
gezwegen
begraven
bedrag
beginnen
bekwaam
belasting
bewogen
bewijzen
bedoelen

Slide 3 - Diapositive

wel of geen voorvoegsel
be- of ge- aan het begin van een woord si niet altijd een voorvoegsel. 
Je kunt dat ook horen. Als de klemtoon op de eerste e valt is het geen voorvoegsel. 
spreek deze 2 woorden uit: gemaakt - gember. 
bij gemaakt valt de klemtoon op de tweede lettergreep. De eerste e is een stomme e. Bij gember valt de klemtoon op de eerste lettergreep. de e van gem- is geen stomme e. 
Gemaakt begint dus met een voorvoegsel. 

Slide 4 - Diapositive

Niemand zal onze geheime schuilplaats ______
A
ontdekken
B
bedekken

Slide 5 - Quiz

De docent heeft bij de ruzie ____
A
bemiddeld
B
gemiddeld

Slide 6 - Quiz

We hebben de tegenstander ____
A
beslagen
B
verslagen

Slide 7 - Quiz

We hebben ____ dat we naar Frankrijk gaan.
A
besloten
B
gesloten

Slide 8 - Quiz

Daar brengen we een ____ aan de Eiffeltoren.
A
verzoek
B
bezoek

Slide 9 - Quiz

Bij de kassa moesten we een flink ____ betalen.
A
bedrag
B
gedrag

Slide 10 - Quiz

De rechter veroordeelde hem vanwege enkele ernstige _____
A
vergrijpen
B
begrijpen

Slide 11 - Quiz

We ____ nu nog de eerste plaats.
A
bezetten
B
verzetten

Slide 12 - Quiz

Ik heb me in mijn vinger _____
A
besneden
B
gesneden

Slide 13 - Quiz

een voorvoegsel is geen woord. 
voorvoegsels zijn geen zelfstandige woorden. 
ze ebben alleen betekenis als er een woord achter komt
de e in ge- en be- is een stomme e 

Slide 14 - Diapositive

schrijf je be- of ver- 

Slide 15 - Diapositive

___schuit
A
be-
B
ver-

Slide 16 - Quiz

___waar
A
be-
B
ver-

Slide 17 - Quiz

___ander
A
be-
B
ver-

Slide 18 - Quiz

___scherm
A
be-
B
ver-

Slide 19 - Quiz

___gis
A
be-
B
ver-

Slide 20 - Quiz

___dreig
A
be-
B
ver-

Slide 21 - Quiz

___wolkt
A
be-
B
ver-

Slide 22 - Quiz

___sluit
A
be-
B
ver-

Slide 23 - Quiz

___sef
A
be-
B
ver-

Slide 24 - Quiz

___troetel
A
be-
B
ver-

Slide 25 - Quiz

___schil
A
be-
B
ver-

Slide 26 - Quiz

Je bent klaar!

Slide 27 - Diapositive