G10 Woordvolgorde / voegwoorden les 1

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 1 - Diapositive

Zin met inversie (apo)
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint (tijd, plaats, andere informatie, vraagwoord.........):
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen.
Om vijf uur kom ik. 
Kom ik om vijf uur?

Slide 2 - Diapositive

Maak zelf een goede zin met de volgende woorden: wij naar school elke dag gaan

Slide 3 - Question ouverte

Maak zelf twee goede zinnen met de volgende woorden:
Jan elke avond kijken wil televisie

Slide 4 - Question ouverte

Maak een zin met inversie met de volgende woorden:
Inversie = zin begint met iets anders dan "wij"

mogen niet naar school wij door corona deze weken

Slide 5 - Question ouverte

Zin met gewone volgorde
Zin met inversie
Gisteren ben ik gevallen
Ik hou van pannenkoeken
Patat vind ik niet lekker.
Jan en Piet voetballen samen
Over een week begint de vakantie

Slide 6 - Question de remorquage

Woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 7 - Diapositive

Voegwoorden
In het Nederlands kun  je twee zinnen aan elkaar maken (voegen) tot een lange zin, met voegwoorden. Een lange zin met twee persoonsvormen heet een samengestelde zin.
Bijvoorbeeld:
                         zin 1: ik hou van voetbal.
                         zin 2: ik ben dol op paardrijden.
Aan elkaar voegen met EN: 
zin3: Ik hou van voetbal en ik ben dol op paardrijden.

Slide 8 - Diapositive

Bij welke voegwoorden blijft de zinvolgorde hetzelfde?
A
en maar want omdat of
B
en maar want dus of
C
en maar want of als dan
D
en maar want omdat als

Slide 9 - Quiz

De volgorde verandert NIET bij:
  1. en         Ik houd van koffie en ik houd van thee
  2. maar    Ik houd van koffie, maar ik houd niet van thee
  3. want    Ik hou van koffie, want ik word daar wakker van.
  4. of          Je  houdt van koffie of je houdt van thee.
  5. dus       Ik hou alleen van koffie, dus ik hou niet van thee.

Slide 10 - Diapositive

Bij onderschikkende voegwoorden verandert de woordvolgorde WEL: het werkwoord staat dan achteraan in de bijzin:

Ik eet een appel, terwijl ik naar mijn werk fiets.
Ik zit op school, omdat ik iets wil leren

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden
Zin 1: Ik ga niet naar school                        Zin 2: ik ben ziek

Ik ga niet naar school want ik ben ziek.
Ik ga niet naar school en ik ben ziek.

Ik ga niet naar school omdat ik ziek ben.
Ik ga naar school, tenzij ik ziek ben


Slide 12 - Diapositive

De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
zodat
Terwijl
dus
want

Slide 13 - Question de remorquage

Welke zin is NIET goed?
A
Ik houd van jou, want je bent lief.
B
Ik houd van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant, terwijl ik muziek luister.
D
Ik ga naar school, zodat ik veel kan leren.

Slide 14 - Quiz

In Nederland leren kinderen fietsen...
A
...wanneer ze zijn vijf jaar.
B
...wanneer ze vijf jaar zijn.
C
zodra ze vijf jaar zijn
D
doordat ze vijf jaar zijn

Slide 15 - Quiz

Zelf zinnen maken
Je ziet zo twee losse zinnen. 

Maak daarmee  zelf drie samengestelde zinnen met de drie gegeven voegwoorden. 

Let op de betekenis en de woordvolgorde!

Slide 16 - Diapositive

Jan werkt in de pizzeria.
Jan heeft geen tijd voor huiswerk.
omdat dus want

Slide 17 - Question ouverte

Ik hou van voetballen.
Ik ben lid van de tennisclub.
en maar hoewel

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Vidéo

ik vind online les.......

Slide 20 - Diapositive

ik vind lezen.......

Slide 21 - Diapositive