Last check basisvaardigheid schrijven klas 4

LAST HOUR....CHECK BEFORE THE  TEST
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

LAST HOUR....CHECK BEFORE THE  TEST

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welke regel hoort bij present simple?
A
werkwoord (+s) b.v. she calls every day
B
werkwoord+ed b.v. she called every day
C
am/is/are + werkwoord+ing b.v. she is calling every day
D
have + voltooid deelwoord b.v. she has called every day

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Welke regel hoort bij present continuous?
A
werkwoord (+s) b.v. she calls now
B
werkwoord+ed b.v. she called now
C
am/is/are + werkwoord+ing b.v. she is calling now
D
have + voltooid deelwoord b.v. she has called now

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Welke regel hoort bij present perfect?
A
werkwoord (+s) b.v. she calls since yesterday
B
werkwoord+ed b.v. she called since yesterday
C
am/is/are + werkwoord+ing b.v. she is calling since yesterday
D
have + voltooid deelwoord b.v. she has called since yesterday

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Welke regel hoort bij past simple?
A
werkwoord (+s) b.v. she calls yesterday
B
werkwoord+ed b.v. she called yesterday
C
am/is/are + werkwoord+ing b.v. she is calling yesterday
D
have + voltooid deelwoord b.v. she has called yesterday

Slide 9 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

I HAVE worked in a restaurant for two years.
A
present simple
B
present perfect
C
present continuous
D
past simple

Slide 10 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

She HASN'T done anything to prepare for the exam.
A
present simple
B
present perfect
C
present continuous
D
past simple

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je present perfect?
A
Gebeurtenis in het verleden die gestopt is.
B
Als het nu gebeurt.
C
Gebeurtenis in het verleden gestart en nog steeds doorgaat in het heden.
D
Als het regelmatig gebeurt.

Slide 12 - Quiz

Wanneer gebruik je past simple?
A
Gebeurtenis in het verleden die gestopt is.
B
Als het nu gebeurt.
C
Gebeurtenis in het verleden gestart en nog steeds doorgaat in het heden.
D
Als het regelmatig gebeurt.

Slide 13 - Quiz

Wanneer gebruik je present simple?
A
Gebeurtenis in het verleden die gestopt is.
B
Als het nu gebeurt.
C
Gebeurtenis in het verleden gestart en nog steeds doorgaat in het heden.
D
Als het regelmatig gebeurt.

Slide 14 - Quiz

Wanneer gebruik je present continuous?
A
Gebeurtenis in het verleden die gestopt is.
B
Als het nu gebeurt.
C
Gebeurtenis in het verleden gestart en nog steeds doorgaat in het heden.
D
Als het regelmatig gebeurt.

Slide 15 - Quiz

Welke tijd is dit?

I SAW your advertisement on the internet.
A
present simple
B
past simple
C
present continuous
D
present perfect

Slide 16 - Quiz

Welke tijd is dit?

I AM WRITING this letter right now.
A
present simple
B
past simple
C
present continuous
D
present perfect

Slide 17 - Quiz

Welke tijd is dit?

I WORK in a restaurant every Saturday.
A
present simple
B
past simple
C
present continuous
D
present perfect

Slide 18 - Quiz

Schrijf twee zinnen.
Gebruik present simple en present continuous.

Slide 19 - Question ouverte

Schrijf twee zinnen.
Gebruik past simple en present perfect.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is de 'adverb' in deze zin?

You're going to become extremely popular.
A
popular
B
extremely

Slide 21 - Quiz

Waarop eindigt meestal een bijwoord?
A
ed
B
s
C
ly
D
ing

Slide 22 - Quiz

Schrijf de adverbs van de volgende 7 woorden op:

funny, gentle, automatic, true, full, good, fast

Slide 23 - Question ouverte

1. funny -> funnily
2. gentle -> gently
3. automatic -> automatically
4. true -> truly
5. full -> fully
6. good -> well
7. fast -> fast

Slide 24 - Diapositive

Welke zin is juist?
A
I walk my dog every morning in the park.
B
I walk my dog in the park every morning.

Slide 25 - Quiz

Waar komt de plaats en tijd in een Engelse zin en in welke volgorde?
A
Vóór het hoofdwerkwoord en tijd vóór plaats (TvP).
B
Aan het eind van een zin en tijd vóór plaats (TvP)
C
Vóór het hoofdwerkwoord en plaats vóór tijd (PvT).
D
Aan het eind van een zin en plaats vóór tijd (PvT)

Slide 26 - Quiz

Welke zin is juist?
A
I had a job as a waitress in Purmerend last summer.
B
I had a job as a waiter last summer in Purmerend.

Slide 27 - Quiz

IF-ZINNEN
Welke zin klopt?
A
If you help me, I will help you.
B
If you will help me, I help you.

Slide 28 - Quiz

IF-ZINNEN
In welke zin moet WILL staan?
A
if -zin
B
hoofdzin

Slide 29 - Quiz

Welke zin klopt?
A
If you pay attention now, you'll past the test.
B
If you'll pay attention now, you pass the test.

Slide 30 - Quiz

If you remember all the correct answers, 
you will do fine in the test!


Slide 31 - Diapositive