21-2 vmbo Voorbereiden toets Blok 5

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Welkom bij Nederlands!

Heb je je boek, schrift & pen erbij?

Vandaag

• Quizvragen Blok 5
• Vragen?
• Werken
• Afsluiting
  

Hoofdzin

Bijzin

Tussen het ow en de pv kunnen andere zinsdelen staan

Tussen het ow en de pv kunnen geen andere zinsdelen staan

Grammatica

Horen de zinnen bij het begrip hoofdzin of bijzin?

Tekst

Hoofdzin

Bijzin

Als je deze zin weghaalt, houd je een complete zin over

PV en OND kunnen gescheiden worden door ander woordje 

Omdat ik jarig ben,

moet ik vanmiddag boodschappen doen.

Ik wil een parfum,

hoewel dat wel erg duur is.

hoofdzin

bijzin

Welke zin kun je achter de hoofdzin plaatsen?

Dat plan is wel goed, .........

want het is uitvoerbaar.

Want het uitvoerbaar is.

Zullen we dit weekend afspreken of kun je niet?

Neven- of onderschikkend?

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Nadat ze hadden ingelogd, konden ze meedoen met de les.

1. onderschikkend
2. nevenschikkend

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Ik weet niet of ik morgen naar het bos ga.

1. onderschikkend
2. nevenschikkend

Wat is geen onderschikkend voegwoord?

1. als
2. dat
3. want
4. omdat

Vorig weekend ging Maiko naar Lauwersoog, omdat hij een familieweekend had.

Neven- of onderschikkend?

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
De jongen speelt gitaar, maar hij kan het nog niet zo goed.

1. onderschikkend
2. nevenschikkend

Is het een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Meliz gaat naar haar neef, want die viert zijn verjaardag.

1. Onderschikkend
2. Nevenschikkend

1. aanwijzend vnw
2. vragend vnw
3. onbepaald vnw

1. aanwijzend vnw
2. vragend vnw
3. onbepaald vnw

1. aanwijzend vnw
2. vragend vnw
3. onbepaald vnw

1. aanwijzend vnw
2. vragend vnw
3. onbepaald vnw

Die (1) jongen, die (2) ook op schaken zit, is mijn beste vriend.

1. Die (1) = aanwijzend die (2) = aanwijzend
2. Die (1) = aanwijzend die (2) = betrekkelijk
3. Die (1) = betrekkelijk die (2) = betrekkelijk
4. Die (1) = betrekkelijk die (2) = aanwijzend

Meisjes die (1) niet op jongens vallen die (2) schaken, weten niet wat ze missen.

1. die (1) = aanwijzend die (2) = aanwijzend
2. die (1) = aanwijzend die (2) = betrekkelijk
3. die (1) = betrekkelijk die (2) = betrekkelijk
4. die (1) = betrekkelijk die (2) = aanwijzend

Spelling

LEESTEKENS

- aan het eind van een zin

- aan het eind van een vraagzin

- aan het eind van een zin met extra nadruk

- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden

PUNT

VRAAGTEKEN

UITROEPTEKEN

KOMMA

De komma maakt het verschil. Hiernaast staan algemene regels voor kommagebruik. Sleep de juiste zinnen naar de juiste regel.

tussen delen van een opsomming

voor een voegwoord

voor een voegwoord

tussen twee persoonsvormen

voor een voegwoord

De persconferentie van de premier trekt veel kijkers, omdat hij nieuwe maatregelen aankondigt.

Denk je dat we na 1 juni weer naar school mogen, maar dan wel in kleinere groepen?

Je moet minimaal anderhalve meter afstand tot elkaar houden, zoveel mogelijk in huis blijven en sociaal contact vermijden.

Wat op dit moment in de wereld gebeurt, is misschien een waarschuwing dat er iets moet veranderen.

Mensen vierden massaal carnaval met elkaar, terwijl bekend was dat het coronavirus heerste in de wereld.

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.

1. komma tussen maak en ik
2. geen komma
3. komma tussen inpakt en maak

Welke leestekens ontbreken in de volgende zin:
Als je wil kan ik je wel helpen

1. punt
2. komma en vraagteken
3. punt en uitroepteken
4. komma en punt

Waarom staat er een komma?
Ik kocht aardbeien, cake en slagroom.

1. uitleg
2. voorbeelden
3. opsomming
4. tegenstelling

Wat moet op de plek van nummer 1 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 2 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 3 staan?

1. punt
2. puntkomma
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 4 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 5 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 6 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 8 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 9 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 10 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 12 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Wat moet op de plek van nummer 13 staan?

1. punt
2. vraagteken
3. uitroepteken
4. komma

Over taal

Overnieuw

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

Nachecken

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

terugretourneren

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

Het maakt geen verschil uit.

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

Wij hebben nooit geen probleem.

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

We moeten onze eigen cijferlijst uitprinten.

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

Het rijst de spuigaten uit.

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

Hij beseft zich niet wat hij daar zijn vrienden mee aandoet.

1. contaminatie
2. dubbele ontkenning
3. goed

Leerdoelen

• Je weet wat je nog moet oefenen voor het maken van de toets.

Afsluiting

Huiswerk

Plan de toets.

Kijk je werk na, vooral Lezen!

Oefen extra.