Irregular Verbs & Vocabulary Unit 5 (2)
1 / 22
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
verkopen
(verleden tijd)
(verleden tijd)
Slide 2 - Question ouverte
vergeven
(voltooid deelwoord)
(voltooid deelwoord)
Slide 3 - Question ouverte
vangen
(verleden tijd)
(verleden tijd)
Slide 4 - Question ouverte
uitlenen
(voltooid deelwoord)
(voltooid deelwoord)
Slide 5 - Question ouverte
tekenen
(verleden tijd)
(verleden tijd)
Slide 6 - Question ouverte
sturen
(voltooid deelwoord)
(voltooid deelwoord)
Slide 7 - Question ouverte
stelen
(verleden tijd)
(verleden tijd)
Slide 8 - Question ouverte
staan
(voltooid deelwoord)
(voltooid deelwoord)
Slide 9 - Question ouverte
schudden
(verleden tijd)
(verleden tijd)
Slide 10 - Question ouverte
ruiken
(voltooid deelwoord)
(voltooid deelwoord)
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
I hate having lots of (munten) in my wallet.
Slide 13 - Question ouverte
Some people try to (vermaken) other people to earn money.
Slide 14 - Question ouverte
This is a typical British (gerecht). It's delicious!
Slide 15 - Question ouverte
(Openbaar vervoer) can be very different abroad.
Slide 16 - Question ouverte
Ben was waiting for his friend. (Ondertussen), he was reading a book.
Slide 17 - Question ouverte
A big (beloning) was offered to whoever could find the missing dog.
Slide 18 - Question ouverte
Brighton is not a very (spannende) place to visit.
Slide 19 - Question ouverte
Whoever put up these (planken) needs more practice I think.
Slide 20 - Question ouverte
Is this a good (oplossing) when you are tired?
Slide 21 - Question ouverte
The sheep was (nieuwsgierig) to find out why there was a camera in his face.
