Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.
Wat zijn samengestelde zinnen?
Uit hoeveel onderwerpen en persoonsvormen bestaan deze?
2 zinnen die samen 1 zin worden
er wordt altijd gebruik gemaakt van een verbindingswoord (omdat, want, doordat)
vb. Hij loopt naar huis. Zijn band is lek.
Hij loopt naar huis, omdat zijn band lek is.
PV of gewoon werkwoord?
Mijn vader (verbouwen) de keuken ook nog, omdat mijn moeder dat graag wil.
Als een voetballer een strafschop mist, (vinden) hij dat een afgang.
Tegenwoordige tijd Verleden tijd
1. vul altijd het ww 'lopen' in 1. Noteer de stam (-en)
2. Loop ik loop 2. Wat is de laatste letter? loop jij loopt 3. Staat de letter in 't
loopt hij/zij loopt exkofschip
loopt het loopt Ja->+te Nee->+de
Wat zijn voorzetsels?
Ander woord?
In, op, naast, onder, boven..... de kast
Blok 3
- opdracht 6 (blz. 106)
- opdracht 9 (blz. 108)
- opdracht 10 (blz. 108)
- opdracht 16 (blz. 108
- opdracht 17 (blz. 110)
- opdracht 19 (blz. 110)
Evaluatie