Herhaling CAL

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Praktische economieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Maandag 4 november
14.00-15.00 uur 
Examenlokaal!!
Volgende les toets

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Zet de inhoudsmaten op de goede volgorde en begin met de grootste inhoudsmaat.
milliliter
deciliter
liter
centiliter

Slide 4 - Question de remorquage

Welke eenheid is even veel als een kubieke centimeter (cc)?
A
liter
B
deciliter
C
centiliter
D
milliliter

Slide 5 - Quiz

Welke inhoudsmaat
is gelijk aan een kilogram?
A
liter
B
deciliter
C
centiliter
D
milliliter

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel centiliter zit er in 1,2 liter?
A
12
B
120
C
1200

Slide 8 - Quiz

Wat is gelijk aan 3800 g?
A
3,8 kg
B
38 kg
C
0,38 kg
D
380 kg

Slide 9 - Quiz

Hoeveel milliliter is 15 deciliter?
A
1,5
B
150
C
1500
D
15000

Slide 10 - Quiz

Je hebt 100 gram melk nodig.
Hoeveel deciliter is dat?
A
0,1 dl
B
1 dl
C
10 dl
D
100 dl

Slide 11 - Quiz

0,05 l =                          =                          =                          
ml
dl
5
5
50
500
5000
0,5
0,05
0,005
0,0005
l
dl
cl
ml
cc

Slide 12 - Question de remorquage

Zet de inhoudsmaten 
in de goede volgorde
van groot naar klein.
240 cl
30 dl
950 ml
75 cl
0,9 l

Slide 13 - Question de remorquage

Ik weet hoe ik moet rekenen
met inhoudsmaten en gewichten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Slide 15 - Diapositive

De volgende vragen gaan over het recept van
spaghetti carbonara.

Slide 16 - Diapositive

8 personen:
400 gram spekblokjes.
Hoeveel gram nodig voor
5 personen?

Slide 17 - Question ouverte

8 personen: 6 eieren.
Hoeveel eieren nodig voor 12 personen?

Slide 18 - Question ouverte

8 personen:
200 gram Parmezaanse kaas.
Hoeveel gram nodig voor
6 personen?

Slide 19 - Question ouverte

Welke factor gebruik je bij het omrekenen naar 12 personen?

Slide 20 - Question ouverte

Ik weet hoe ik recepturen kan omrekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Je hebt netto 4 kilo aardappels.
Er ligt 1 kilo aan schillen.
Hoeveel kilo is het brutogewicht?
(Vul alleen een getal in.)

Slide 27 - Question ouverte

Je gebruikt voor de groentesoep 4 kg prei.
Na verwerking van de prei houd je 3,5 kg over.
Wat is het netto percentage? (kommagetal, geen % erachter)

Slide 28 - Question ouverte

Het nettogewicht van de broccoli is 561 gram. Het uitval-/afvalpercentage is 15%.
Wat was het brutogewicht van de broccoli?
A
600 gram
B
660 gram
C
3740 gram
D
477 gram

Slide 29 - Quiz

Bij het schoonmaken van vis moet je rekenen op 10% afval. Je moet voor 4 personen vis klaarmaken en je wilt dat ze allemaal 125 g vis op hun bord krijgen. Met hoeveel vis moet je starten?
A
137 gram
B
556 gram
C
500 gram
D
444 gram

Slide 30 - Quiz

Ik weet hoe ik bruto en netto moet berekenen.
Zowel in gewichten als in percentages.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

20 punten = 5,5
30 punten = 7,5

Slide 32 - Diapositive

Hoe voorbereiden op de toets?
  1. De opdrachten in Boom Digitaal




  2. De PowerPoints in It's Learning
  3. De theorie in Boom Digitaal
  • Opdracht 7 en 9 (onderdeel 4 - meten en wegen)
  • Opdracht 12 (onderdeel 5 - recepten aanpassen)
  • Opdracht 20 (onderdeel 6 - afval/uitval)
  • Opdracht 14, 13, 15 en 16
          (onderdeel 5 - recepten aanpassen, bruto/netto)

Slide 33 - Diapositive