Werkwoordspelling 1.9

Stam                                      + T
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Stam                                      + T

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordspelling 1.9
P2 2024/2025
V2

Slide 5 - Diapositive

Deze les
  • Wekwoordspelling

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm (PV)
  • De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.
  • Je vindt de PV door:  

-de zin in een andere tijd te zetten; het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm 
- het getal van de zin te veranderen; het werkvoord dat verandert, is de persoonsvorm

Slide 7 - Diapositive

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 8 - Diapositive

1. ik-vorm (stam)

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter: --> hele werkwoord - en



ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

lopen --
fietsen --
praten --
vinden --

Slide 9 - Diapositive

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 10 - Diapositive

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 11 - Diapositive

Ezelsbruggetje 
Twijfel je ? 
Vervang het werkwoord dan door 'smurfen' 

Hij ...... (vinden) de nieuwe FIFA vet. 

Is het 'hij vind' of 'hij vindt' ?
Hij smurft --> hij vindt


Slide 12 - Diapositive

Oefenen in je schrift
  1. De renovatie van school (gebeuren) eind volgend jaar. 
  2. Hij (zoeken) zijn laptop. 
  3. (Fietsen) jij met je buurjongen mee naar school?
  4. Zij (vinden, enkelvoud) PSV de beste club van Nederland. 
  5. Mijn moeder (worden) kwaad als ik een onvoldoende haal. 

Slide 13 - Diapositive

Persoonsvorm in de verleden tijd.


ZWAKKE en STERKE

werkwoorden




Wat is het verschil?

Slide 14 - Diapositive

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

ik loop - ik liep

Slide 15 - Diapositive

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 16 - Diapositive

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: ik-vorm + te / ik-vorm + de

 ik fietste /  hij wandelde

In het meervoud: Ik-vorm + ten / ik-vorm + den

wij klapten / zij voetbalden

Slide 17 - Diapositive

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken (langer maken)

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 18 - Diapositive

'T SeXy FoKSCHaaP / 'T KoFSCHiP X

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap

1.  hele werkwoord -en = stam : branden / surfen
 2. laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: brand / surf
 3. nee: de(n): de(n)
 4. ja: te(n): te(n)
 5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 19 - Diapositive

PV VT: de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen


  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2.  laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
  3.  dus de(n)
  4.  ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 20 - Diapositive

Oefenen in je schrift - alles door elkaar
  1. Vorige week (komen) veel kinderen te laat op school. 
  2. Het (sneeuwen) vorige week namelijk. 
  3. Veel mensen (houden) veel van sneeuw. 
  4. Morgen (willen) hij graag skiën. 
  5. (Mogen) jij wel zo laat opblijven? 
  6. Ik (mogen) dat vroeger nooit.
  7. Het (gebeuren) steeds vaker dat ik nu laat naar bed ga. 

Slide 21 - Diapositive

Zelfstandig werken/huiswerk
Woensdag 20 november
Maken
Spelling 1.9 Talent
Opdracht 6.7 en 8

Leren: 
Regels rondom werkwoordspelling TT en VT


Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo