Grafieken 3D

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Lineair of niet?

Tabel en grafiek

-

Maken

Paragraaf 3.1

Bladzijde 120

Deze les af.

Leerdoelen

Je kan van een woordformule een letterformule te maken

Je weet wat verbanden, variabelen en eenheden zijn

Je weet de betekenis van een rc.

Je kan een grafiek bij een formule tekenen

Lesdoelen (uitleg max 7 min)

Je oefent na uitleg direct met quizvragen.

Kiezen: voordoen tekenen grafiek?

Je maakt 7 opgaven in de les

Je kiest twee opgaven om thuis te maken (of in de les)

Deze grafiek heet een ....

1. Lineaire grafiek
2. Vloeiende kromme

Deze grafiek stijgt
steeds sneller

1. Waar
2. Niet waar

Formules

Wiskundewoorden:

Verbanden

Variabele

Eenheden

Van een woordformule een letterformule maken

Keer-teken: weglaten

sdf

Welk verband zie je hier?

1. Inkomsten en tijd hebben een verband met elkaar
2. 126 en tijd in maanden hebben een verband met elkaar

sdf
Wat zijn de eenheden van de verbanden?

1. 80 en 126
2. € en maanden

De variabelen zijn...

Y=3B+6

1. 3 en B
2. 3 en 6
3. YenB
4. 6

sdf
Wat is de letterformule?

1. € = 80 + 126 x tijd
2. I = 80 + 126t

Opdracht

Tabel bij een formule

Theorie

Stijggetal:

en

daalgetal:

Vanaf nu: Richtingscoëfficiënt (rc). 

Geeft de richting aan van de grafiek (stijgend of dalend)

De grafiek bij deze formule is dalend:

K=3t−7

1. Waar
2. Niet waar

Van de volgende formule is de rc ....

I=8−6t

1. 8
2. 6
3. 6t
4. -6

Opgave

Zelfstandig werken

Maak opgaven 10, 11, 13 en 14, 16, 17, 18 in de les

blz 126.

Huiswerk: Kies twee opgaven uit van bladzijden 131 en 132.

Welke woordformule past bij deze tabel?

1. Inhoud in L = 1000 - 40 x aantal km
2. Inhoud in L = 1000 - 0,4 x aantal km

Deze tabel hoort bij
een
lineaire grafiek

1. Waar
2. Niet waar

De woordformule is...

1. Bedrag = 15 + 2,5 x aantal attracties
2. Bedrag = 2,50 + 15 x aantal attracties

Bekijk de grafiek hiernaast.
Wat is de woordformule die bij de grafiek
hoort?

1. Gewicht = 2 + 3,5 x t
2. Gewicht = 2 + 1,5 x t
3. t = 3,5 + 2 x Gewicht
4. Gewicht = 3,5 + 2 x t

=                         x

Ik ga overnachten in een hotel en per nacht  betaal ik 36 euro. 

Sleep de stukjes naar de juiste plek en maak deze woordformule.

Aantal nachten

36

Prijs in euro's

Hotel

12

Nog niet helemaal duidelijk?

Instructievideo van formule naar grafiek