Klas 3 Licht VWO

H2 LICHT
3de klas
natuurkunde 
Carola van Bemmelen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2 LICHT
3de klas
natuurkunde 
Carola van Bemmelen

Slide 1 - Diapositive

Hoe noem je het verloop van deze lichtbundel?
A
convergent
B
divergent
C
evenwijdig
D
parallel

Slide 2 - Quiz

Welke afstand geeft de voorwerpafstand aan?
A
afstand A
B
afstand B
C
afstand C
D
de voorwerpafstand staat niet aangegeven

Slide 3 - Quiz

Welke afstand is de brandpuntsafstand?
A
afstand A
B
afstand B
C
afstand C
D
de brandpuntsafstand staat niet aangegeven

Slide 4 - Quiz

Stellingen:

1.) lens 1 heeft een divergerende werking

2.) lens 2 is een positieve lens
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
alleen stelling 1 is juist
D
alleen stelling 2 is juist

Slide 5 - Quiz

Wat is juist?
lens 1 (boven)
lens 2 (onder)
A
lens 1 is boller dan lens 2
B
lens 2 is sterker dan lens 1
C
lens 1 heeft een kortere hoofdsas dan lens 2
D
geen van bovenstaande uitspraken is juist

Slide 6 - Quiz

Je ziet hier een positieve lens. Welke lichtstraal gaat na de lens verder door het brandpunt?
A
lichtstraal 1
B
lichtstraal 2
C
lichtstraal 3
D
lichtstraal 4

Slide 7 - Quiz

Een lens met een brandpuntsafstand van 40 mm maakt een beeld van een voorwerp. Het beeld ontstaat op 5 cm na de lens. Hoe groot is de voorwerpafstand? ....... cm
(Alleen het getal, afgerond op hele cm.)

Slide 8 - Question ouverte

Een voorwerp staat op 5 cm van een lens.
De afstand tussen het voorwerp en het beeld is 1,7 m.
Bereken de brandpuntsafstand in cm van de lens.
(Afronden op 2 decimalen en komma gebruiken.)

Slide 9 - Question ouverte

Je hebt een positieve lens met een vast brandpunt.
Wat gebeurt er met de beeldafstand als je de voorwerpsafstand kleiner maakt?
A
de beeldafstand wordt ook kleiner
B
de beeldafstand wordt groter
C
de beeldafstand veranderd niet
D
dat kun je niet zeggen

Slide 10 - Quiz

Wat is waar voor een positieve lens?
A
deze is hol
B
deze divergeert lichtstralen
C
deze is aan de randen breder dan in het midden
D
deze is aan de randen smaller dan in het midden

Slide 11 - Quiz

Een lichtstraal gaat van lucht naar diamant (n=2,4). De hoek van inval is 30 graden. Wat is waar?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
hoek i = hoek r
B
de lichtstraal wordt naar de normaal toe gebroken
C
hoek i < hoek r
D
de lichtstraal wordt van de normaal af gebroken

Slide 12 - Quiz

Een camera heeft onderdelen die ongeveer dezelfde functie vervullen als onderdelen in het oog.

Welk onderdeel van het oog fungeert net als het diafragma van een camera?
A
ooglid
B
lens
C
pupil
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 13 - Quiz

Wanneer je het gaatje van een camera obscura kleiner maakt, dan .... (meerdere antwoorden mogelijk)
A
wordt het beeld scherper
B
wordt het beeld lichter
C
wordt het beeld kleiner
D
dan gebeurt er niks

Slide 14 - Quiz