Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
welcome!
Slide 1 - Diapositive
What did we do / talk about last lesson?
timer
0:40
Slide 2 - Question ouverte
Planning
Herhaling Past Simple & Present Perfect
Huiswerk bespreken
Zelfstandig aan het werk
Video: Housing for homeless
Slide 3 - Diapositive
Lesson goal
at the end of the lesson, I know how to use the Past Simple & Present Perfect
Slide 4 - Diapositive
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen? I lived in Amsterdam for 2 years. I have lived in Amsterdam for 2 years.
Slide 5 - Question ouverte
PAST SIMPLE vs PRESENT PERFECT
Slide 6 - Diapositive
Wanneer gebruik je the
Past Simple?
Als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Wanneer gebruik je the Present Perfect?
Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds doorgaat of nog steeds belangrijk is.
Slide 7 - Diapositive
Past Simple
- Gebruik: - Als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. > helemaal voorbij
- Vorm: - regelmatige werkwoorden + ed - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje
Bijvoorbeeld: walked, worked, slept, spoke etc.
Slide 8 - Diapositive
Geef de juiste vorm van de Past Simple
(+) ____ (the fireman - to save) a family from a burning house yesterday.
timer
0:20
A
the fireman saving
B
the fireman saved
C
the fireman have save
D
the fireman save
Slide 9 - Quiz
Present Perfect:
- Gebruik: - Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds doorgaat of nog steeds belangrijk is. - Vorm: - have / has + voltooid deelwoord - regelmatige werkwoorden + ed - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje
Bijvoorbeeld: Have walked, has worked, has slept, etc.
Slide 10 - Diapositive
Geef de juiste vorm van de Present Perfect: (+) ____ (I - to write) ten Christmas cards already.
timer
0:20
A
I have writing
B
I have writed
C
I have written
D
write
Slide 11 - Quiz
Past Simple vs Present Perfect
Slide 12 - Diapositive
Past Simple
Tijdsbepaling: in 2018, yesterday, last, weekend, two hours ago, a second ago.
Slide 13 - Diapositive
present perfect:ezelsbruggetje
FYNE JAS
For, Yet, Never, Ever Just, Already (Always), Since
Slide 14 - Diapositive
Aan de slag
Unit 2 Lesson 2:
Opdracht 7
timer
4:00
Slide 15 - Diapositive
Unit 2 Lesson 2 Opdracht 7
Did you see the news this morning?
Yes, I saw it five minutes ago.
Has Eric just started his new job?
No, he hasn't started his new job yet.
Did your friendsarrive yesterday?
Yes, they arrived last night?
Have you ever made a vlog?
No, I have never made a vlog.
Slide 16 - Diapositive
Video:
Je gaat een video bekijken waarin daklozen in de staat Utah een huis krijgen aangeboden. Beantwoord de vragen op Lessonup tijdens het filmpje.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
00:24
Kies het correct woord: Susie Wright had zes jaar lang geen
A
huis
B
partner
C
werk
Slide 19 - Quiz
00:36
Ze wisselden tussen een daklozenopvang, wonen in een busje en wonen bij...
A
familie
B
kennissen
C
vrienden
Slide 20 - Quiz
01:14
Het aantal daklozen is in tien jaar tijd ...
A
gestegen
B
gedaald
C
gelijk gebleven
Slide 21 - Quiz
02:23
Susie is heel blij dat ze nu een plek heeft waar ze de ..... van haar zoon kan ophangen.