Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
9.1 start U4 - Le verbe aller (et être)
Le programme:
1. start nieuwe Unité met vlog
2. uitspraak woordjes
3. "aller" in schrift
4. minispreekbeurten
1 / 29
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
29 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
15 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Le programme:
1. start nieuwe Unité met vlog
2. uitspraak woordjes
3. "aller" in schrift
4. minispreekbeurten
Slide 1 - Diapositive
Le verbe aller
Slide 2 - Diapositive
Wat betekent het werkwoord aller?
Slide 3 - Question ouverte
je vais
tu vas
il va
elle va
on va
nous allons
vous allez
ils vont (m)
elles vont (v)
ik ga
jij gaat
hij gaat
zij gaat
wij gaan, men gaat
wij gaan
jullie gaan, u gaat
zij gaan (m)
zij gaan (v)
Slide 4 - Diapositive
Kies de juiste vorm:
Je ___ à l'école.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont
Slide 5 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Nous ___ au cinéma.
A
vas
B
va
C
allons
D
allez
Slide 6 - Quiz
Kies de juiste vorm:
Il ___ au restaurant.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont
Slide 7 - Quiz
Vul nu zelf de juiste vorm in:
(Jij gaat) ___ souvent à Paris?
Slide 8 - Question ouverte
Vul nu zelf de juiste vorm in:
(Léa gaat) ___ faire du shopping.
Slide 9 - Question ouverte
Vul nu zelf de juiste vorm in:
(Luc en Julie gaan) ___ au concert de Stromae.
Slide 10 - Question ouverte
Vul nu zelf de juiste vorm in:
(U gaat) ___ regarder le film?
Slide 11 - Question ouverte
je suis =
A
jij bent
B
u bent
C
ik ben
D
men is
Slide 12 - Quiz
nous sommes =
A
jullie zijn
B
wij zijn
C
men is
D
zij is
Slide 13 - Quiz
elle est =
A
zij is
B
hij is
C
jij bent
D
u bent
Slide 14 - Quiz
vous êtes
A
jullie zijn
B
zij zijn
C
wij zijn
D
men is
Slide 15 - Quiz
ik ben =
A
je suis
B
on est
C
ils sont
D
jij bent
Slide 16 - Quiz
zij is =
A
elles sont
B
elle est
C
elle es
D
tu es
Slide 17 - Quiz
jullie zijn =
A
ils sont
B
nous sommes
C
on est
D
vous êtes
Slide 18 - Quiz
jij bent =
A
je suis
B
il est
C
tu es
D
tu est
Slide 19 - Quiz
zij zijn =
A
elle sont
B
ils sont
C
nous sommes
D
il sont
Slide 20 - Quiz
wij zijn =
A
vous êtes
B
ils sont
C
nous sommes
D
on es
Slide 21 - Quiz
Ah, (jij bent) l'ami de Nathan!
Slide 22 - Question ouverte
Yvonne? (Zij is) intelligente
Slide 23 - Question ouverte
(U bent) monsieur Legrand
Slide 24 - Question ouverte
(Jullie zijn) dans le restaurant ?
Slide 25 - Question ouverte
suis
es
est
sommes
êtes
sont
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
Slide 26 - Question de remorquage
être
timer
1:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
sont
suis
sommes
êtes
est
es
Slide 27 - Question de remorquage
Maak 6 zinnen met iedere keer een andere
vorm
van
'être". Voorbeeld :
Paul
est
en vavances.
Schrijf de zinnen op in je schrift
Zet boven oefening :
Zinnen met
vormen van
"être".
Slide 28 - Diapositive
C'est fini!
Slide 29 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
CHAPITRE 6_2
Avril 2021
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Bron D
Février 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Frans
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
De passé composé met 'être'
Septembre 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
De passé composé met 'être'
Septembre 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
werkwoord être
Septembre 2024
- Leçon avec
14 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
1.1 Basiswerkwoorden avoir, être en aller
Juin 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
werkwoord être
Juin 2023
- Leçon avec
12 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Proeftoets 1F/1G CH3, toetsweek
Juin 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1