Blok 2 Spreken, kijken en luisteren

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Blok 2 Spreken, kijken en luisteren

Boek: blz. 101- 104

Na deze les:

kun je vertellen waar je op moet letten als je naar een discussie kijkt.
weet je welke regels er zijn bij het voeren van een discussie

Voorbereiden:

Kijk op blz. 298 in je boek. Lees VOOR HET KIJKEN EN LUISTEREN aandachtig door. 

Samen lezen theorie blz 101 en 102

stelling

overtuigen

argumenten

thiememeulenhoff.bbvms.com

Pak je boek / schrift erbij:

Maak opdracht 1 (blz. 101) vraag 1 t/m 4

Je krijgt hiervoor ongeveer 5 minuten de tijd.

Daarna kijken we nog een keer naar het filmpje. Je gaat gericht kijken. 

Maak eerst de keuze of je vraag 5 of 6 gaat maken.

1 Lichaamstaal spreker 1: lichaamshouding / oogcontact / gezichtsuitdrukking.

2. Stemgebruik spreker 2: toonhoogte / volume / intonatie.

Nog een keer  ....

Je krijgt het filmpje nu voor de laatste keer te zien.

Let op:

1) Wat zou de stelling zijn waarover gesproken wordt.

2) Onthoud de argumenten die gebruikt worden.(zowel door spreker 1 als door spreker 2. Je mag altijd aantekeningen maken tijdens het luisteren.

Op welke stelling reageren de sprekers?

De argumenten die gebruikt worden zijn:

thiememeulenhoff.bbvms.com

zelfstandig werken:

Lessonup SKL opdracht 3 en 4

De stelling bij het vorige fragment was: Te harde muziek (in uitgaansgelegenheden of op festivals) moet verboden worden.

Is de spreker uit dit fragment het daarmee eens of niet. Leg uit waarom je dat vindt.

De stelling bij het vorige fragment was: Te harde muziek (in uitgaansgelegenheden of op festivals) moet verboden worden.

Is de spreker uit dit fragment het daarmee eens of niet. Leg uit waarom je dat vindt.

In dit fragment wordt een nieuw argument gebruikt. Welk argument is dat?

Wat doet de persoon die de discussie leidt in dit filmpje? (taak)

Gedragen de deelnemers aan de discussie zich respectvol?

Aan de discussie doen 5 deelnemers mee.

Welke deelnemer gebruikt volgens jou zijn / haar lichaamstaal het beste?

Welke deelnemer vind jij het overtuigendst?

Is jouw mening over het onderwerp verandert? waarom wel / niet?

Theorie: meedoen aan een discussie: tips.

Lees eerst het gele vlak op blz. 103.

Lees de stellingen bij opdracht 5 (blz. 103)

Bepaal bij iedere stelling jouw standpunt: eens  /  oneens.

Bedenk bij iedere stelling 2 argumenten. Die argumenten schrijf je in je schrift.

Discussies:

De docent maakt 2-tallen. (voor / tegen)

Deze 2-tallen discussieren over de stelling. 

Klasgenoten observeren en beantwoorden na afloop van de discussie de volgende vragen: 

- Hebben ze elkaar uit laten praten?

- Zijn ze ongeveer even lang aan het woord geweest?

- Hebben ze naar elkaars argumenten geluisterd?

- Waren de argumenten overtuigend? 

- Zijn ze het met elkaar eens geworden?

- Hoe was de lichaamstaal?

T+

Opdracht 6: maken via de methodesite.