Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Pak je laptop
Zorg dat je je oortjes hebt
Vragen over de toets van donderdag?
Slide 1 - Diapositive
Oefentoets kijken & luisteren
Je hebt voor deze toets je oortjes nodig.
Slide 2 - Diapositive
Let op:
Als je mening gevraagd wordt, moet je duidelijk vermelden of je het eens of oneens bent met de stelling.
Je moet ook ALTIJD uitleggen waarom je het eens/oneens bent.
Slide 3 - Diapositive
Noem de vijf spreekdoelen
Slide 4 - Question ouverte
Fragment 1
Kijk en luister naar het volgende fragment.
Beantwoord daarna de volgende vragen.
Slide 5 - Diapositive
vms.thiememeulenhoff.nl
Slide 6 - Lien
Wat is het spreekdoel?
A
overhalen
B
overtuigen
C
uitleg geven
D
amuseren
Slide 7 - Quiz
Past het stemgebruik van Freek Vonk bij het spreekdoel wat je gekozen hebt? Leg je antwoord uit.
Slide 8 - Question ouverte
Wie is het publiek?
A
kleuters
B
jongeren
C
volwassenen
D
bejaarden
Slide 9 - Quiz
Hoe is het taalgebruik van Freek Vonk?
A
formeel
B
informeel
Slide 10 - Quiz
Past het taalgebruik bij het publiek? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Question ouverte
Hoe is het stemgebruik van Freek Vonk?
Zijn toonhoogte is ...
A
hoog
B
laag
Slide 12 - Quiz
Hoe is het stemgebruik van Freek Vonk?
Zijn tempo is ....
A
hoog
B
laag
Slide 13 - Quiz
Hoe is het stemgebruik van Freek Vonk?
Zijn volume is ...
A
normaal
B
zacht
Slide 14 - Quiz
Hoe is het stemgebruik van Freek Vonk?
Zijn intonatie is ...
A
serieus
B
vrolijk
Slide 15 - Quiz
Wat is het onderwerp van fragment 1? Noem het in één woord.
Slide 16 - Question ouverte
Hoeveel mieren kan een bergduivel per minuut opeten? Noteer alleen het getal.
Slide 17 - Question ouverte
Wat betekent 'camoufleren'?
Slide 18 - Question ouverte
Wat is een ander woord voor 'uitsluitend'?
A
alleen
B
nauwelijks
C
soms
Slide 19 - Quiz
Fragment 2
Bekijk fragment 2 en beantwoord daarna de vragen.
Slide 20 - Diapositive
vms.thiememeulenhoff.nl
Slide 21 - Lien
Wat is het spreekdoel?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
uitleg geven
Slide 22 - Quiz
De stelling in deze discussie is: 'Professionele voetbalclubs moeten voortaan de politie-inzet rondom wedstrijden geheel zelf betalen.'
Is de EERSTE spreker het eens of oneens met de stelling?
Slide 23 - Question ouverte
Wat is geen argument van de EERSTE spreker?
A
Het is de verantwoordelijkheid van de club zelf.
B
Ook in de crisis moeten er wedstrijden zijn.
C
Het kost de overheid 30 miljoen euro per jaar om de wedstrijden te laten spelen.
D
Er is geen reden om rellen te beginnen
Slide 24 - Quiz
Wat is geen argument van de TWEEDE spreker?
A
Wij moeten zelf betalen voor de veiligheid rondom wedstrijden.
B
Supporters komen toch wel naar het stadion.
C
Het is de plicht van de overheid om voor de veiligheid te zorgen.
D
De kaartjes voor wedstrijden worden duurder.
Slide 25 - Quiz
Welke spreker vind jij het meest overtuigend? Geef daarbij een goede reden.
Slide 26 - Question ouverte
Stelling:
'Professionele voetbalclubs moeten voortaan politie-inzet rondom wedstrijden geheel zelf betalen'.
Ben jij het eens of oneens met deze stelling? Leg uit waarom.
Slide 27 - Question ouverte
Fragment 3
Kijk en luister naar fragment 3 en beantwoord de vragen.
Slide 28 - Diapositive
vms.thiememeulenhoff.nl
Slide 29 - Lien
Gedragen leerlingen zich respectvol? Kijken ze elkaar aan?
A
soms
B
vaak
C
niet
Slide 30 - Quiz
Gedragen leerlingen zich respectvol? Luisteren ze naar elkaar?
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quiz
Gedragen leerlingen zich respectvol? Laten ze elkaar uitpraten?
A
ja
B
nee
Slide 32 - Quiz
Fragment 4
Kijk en luister naar fragment 4.
Beantwoord daarna de vragen.
Dit fragment heb je al eerder gezien. Het klopt dus dat het een herhaling is!
Slide 33 - Diapositive
vms.thiememeulenhoff.nl
Slide 34 - Lien
Hoe is de lichaamshouding van de eerste spreker? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Ze staat en beweegt
B
Ze staat vrij stijf
C
Ze gebruikt haar handen nauwelijks
D
Ze gebruikt haar handen bij het spreken.
Slide 35 - Quiz
Hoe is de gezichtsuitdrukking van de eerst spreker?
A
ze kijkt verdrietig
B
ze lacht veel
C
ze kijkt serieus
D
ze heeft een boze uitdrukking
Slide 36 - Quiz
Maakt de eerste spreker oogcontact met het publiek?
A
regelmatig
B
soms
C
altijd
Slide 37 - Quiz
De laatste 3 vragen gingen over lichaamstaal. Welke indruk maakte de eerste spreker met haar lichaamstaal? Is ze zelfverzekerd of onzeker? Let je antwoord uit.