Herhaling hoofdstuk 1.1 (3 basis)

Vandaag

• Presentie
• Nakijken van het huiswerk
• Herhalen met LessonUp
• Eventueel nog vragen maken
• Afsluiting
  

Huiswerk bespreken

Alle vragen van hoofdstuk 1.1 nakijken

Iedere vraag een andere leerling aan het woord

Antwoorden verbeteren in je boek

Wanneer je geld krijgt waar je niets voor hoeft te doen.

1. Inkomen in natura
2. Inkomen uit arbeid
3. Inkomen uit bezit
4. Overdrachtsinkomen

Geef een voorbeeld van een overdrachtsinkomen

Geef naast loon/salaris nog een ander voorbeeld van inkomen uit arbeid

Bij inkomen uit bezit heb je een ...... en dat leen je uit.

1. Huis
2. Pacht
3. Rente
4. Alle drie de antwoorden

Wat kun jij aan inkomen in natura krijgen?

Soorten inkomen

• Inkomen in natura
• Inkomen uit arbeid
• Inkomen uit bezit
• Overdrachtsinkomen

Geef 2 redenen waard inkomensverschillen door ontstaan.

Iedere inwoner van Europa heeft dezelfde koopkracht.

1. Ja
2. Nee
3. Soms

Waardoor kun jij je koopkracht vergroten?

Wat is het verschil tussen goederen en diensten?

Koopkracht

De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

In een klas zitten 29 kinderen. Van deze kinderen hebben er 9 blond haar. Hoe bereken je hoeveel % dit is?

1. 29 : 9 x 100 = ...
2. 9 : 29 x 100 = ...
3. 9 x 29 : 100 = ...
4. 29 x 9 : 100 = ...

Onderstaande formules berekenen hetzelfde.
Welke snap je het beste?

1. wat : waarvan x 100
2. deel : geheel x 100
3. de kruistabel