Nederlands 4K

Nederlands 4K
Welkom bij les 1 van Nederlands
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 4K
Welkom bij les 1 van Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Hoe ging het?
En hoe gaan we verder...

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we dit jaar doen? 
Wat denken jullie? 

Slide 3 - Diapositive

Examenjaar
Geen proefwerken meer
Dat wat je al hebt gedaan, telt mee voor je examen.
Wat ga je nog krijgen?

Slide 4 - Diapositive

PTA

Slide 5 - Diapositive

De komende periode

Slide 6 - Diapositive

Lezen
2 boekverslagen- Keuze uit 10 vormen

Wanneer je dit klaar hebt, ga je met mij (kort) in gesprek over de gelezen boeken. Dit gesprek moet voldoende zijn. 

De bibliotheek ...

Slide 7 - Diapositive

We gaan aan de slag
Spelling en grammatica H.1

Slide 8 - Diapositive

Week 37+ 38+ 39
T.verz. 1: Leestekens + hoofdletters 
T.verz. 2: Werkwoordspelling
T.verz. 3: Gebruik lastige werkwoorden

Slide 9 - Diapositive

Doel:
  • Je bent in staat om het werkwoordschema correct toe te passen
  • Aan het einde van week 39 kun je minimaal 17 van de 20 werkwoordsvormen correct schrijven

Slide 10 - Diapositive

Planning
Maandag: Oefeningen + LessonUp
Donderdag: Afrondende 'toets' + lezen

Slide 11 - Diapositive

Werkwoordspelling
Herhalingsles

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat gebeurt er met een zwak werkwoord in de verleden tijd?

Slide 14 - Question ouverte

Welk van deze werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
Wachten
B
Kijken
C
Branden
D
Typen

Slide 15 - Quiz

Wanneer heb ik
´t sexy fokschaap
nodig?

Slide 16 - Question ouverte

Persoonsvorm zwakke werkwoorden vt
Twijfel je of het nou -te of -de moet zijn?
Gebruik ´t sexy fokschaap


Slide 17 - Diapositive

Persoonsvorm sterke werkwoorden vt
Schrijf het woord zo kort mogelijk:
– lopen → liepen; blaas → blies.

Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd of -kk) als dat nodig is voor de uitspraak:
– rijden → reden; hebben → hadden.

Kijk naar het meervoud om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:
– ik bond, want: wij/jullie/zij bonden.
– hij beet, want: wij/jullie/zij beten.


Slide 18 - Diapositive

Het (worden) verschrikkelijk koud komende week.

Slide 19 - Question ouverte

Hoeveel (bieden) jij voor mijn oude telefoon?
A
Bied
B
Biedt
C
Bieden
D
Biet

Slide 20 - Quiz

Het hele stadion (juichen) toen de wedstrijd was afgelopen.
A
Juichten
B
Juichte
C
Juichde
D
Juichden

Slide 21 - Quiz

Tijdens de ijstijd (leven) er mammoeten in Nederland.
A
Leven
B
Leefde
C
Leefden
D
Leefdden

Slide 22 - Quiz

TL - maakt de werkwoorden placemat (alleen 4K1)

Kader - onzinwoorden/ placemat

Slide 23 - Diapositive

Belangrijk tijdens de opdracht
Je moet kunnen vinden: 

hij-vorm tegenwoordige tijd
hij-vorm verleden tijd
bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord  (zegt iets over...)
voltooid deelwoord -  Ik heb gefietst/gerend     We hebben gezwommen

Voorbeeld: rent - rende - gerende/rennende -  gerend

Slide 24 - Diapositive

Belangrijk tijdens de opdracht met de onzinwoorden
Verleden tijd van zwakke werkwoorden- Dus: +te(n)  of +de(n)

Gebruik je werkwoordschema - Het is de pv  - vt  - zwak werkwoord...
  1. Maak de opdracht eerst zelf
  2. Bespreek met de persoon naast je- Kom tot hetzelfde antwoord.
  3. Klaar: Overleg met je hele groep- Jullie moeten samen bedenken wat goed is. Leg aan elkaar uit waarom jij iets vindt. 

Slide 25 - Diapositive

Werkwoordspelling met 'onzinwoorden'. 
  1. Maak de opdracht eerst zelf
  2. Bespreek met de persoon naast je- Kom tot hetzelfde antwoord.
  3. Klaar: Overleg met je hele groep- Jullie moeten samen bedenken wat goed is. Leg aan elkaar uit waarom jij iets vindt. 

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Placemat werkwoorden

1. verbranden
2. herkennen
3. verbazen
4. fluiten
5. ruiken
6. beantwoorden
7. fietsen
8. bekijken

-Vul de gevraagde werkwoordsvorm in

-Bij 1 een vorm van verbranden, bij 2 een vorm van herkennen enzovoort.

-Klaar? Even wachten tot iedereen klaar is. Dan draai je het blad een kwartslag rond.
Bekijk wat je groepsgenootje heeft geschreven. Verbeter als je dit nodig vindt.
-Herhaal dit nog 2x. 
Bekijk met je hele groep het papier- Zijn jullie akkoord? 

Voorbeeld: rent  -  gerende/rennende - rende  - gerend

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Wat heb je nog nodig voor donderdag om de gestelde doelen te halen? 
  • Je bent in staat om het werkwoordschema correct toe te passen
  • Aan het einde van week 39 kun je minimaal 17 van de 20 werkwoordsvormen correct schrijven

Neem het werkwoordschema mee naar huis. 
Je mag dit bij de test gebruiken

Slide 31 - Diapositive

Afronding
Ga naar je methode (kader of tl) online om 
taalverzorging H.1 af te ronden.  - ONDERDEEL 2

Ik zet alles onder de 60% goed weer open. Heb ik al gedaan.

Ben je klaar? Ga lezen in een tijdschrift of Zo zit dat

Slide 32 - Diapositive

Maak van H. 1 alle taalverzorging af.

Slide 33 - Diapositive

Week 40
T.verz. 1: Aan elkaar of los
T.verz. 2: Zinnen met meerdere persoonsvormen
T.verz. 3: Woordvolgorde in samengestelde zinnen

Slide 34 - Diapositive

Week 41
T.verz. 1: Meervoud
T.verz. 2: Twijfelgevallen
T.verz. 3: Verwijswoorden

Slide 35 - Diapositive

Week 42
T.verz. 1: Herhaling spelling
T.verz. 2: Herhaling werkwoordspelling
T.verz. 3: Trappen van vergelijking + als en dan

Slide 36 - Diapositive