Grammatica zinsontleden

zinsontleding
- Je herkent het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en het lijdend voorwerp  in de zin en kunt ze benoemen.

 

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

zinsontleding
- Je herkent het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en het lijdend voorwerp  in de zin en kunt ze benoemen.

 

Slide 1 - Diapositive

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde in een zin?

Slide 2 - Question ouverte

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?

Hij is vandaag laat thuisgekomen.

Slide 3 - Carte mentale

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hij is vandaag laat thuisgekomen.

Slide 4 - Carte mentale

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Hij is vandaag laat thuisgekomen.

Slide 5 - Carte mentale

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?

De jongen fietste gisteren naar het café en dronk daar een cola.

Slide 6 - Carte mentale

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in deze zin?

De jongen fietste gisteren naar het café en dronk daar een cola.

Slide 7 - Carte mentale

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

De jongen fietste gisteren naar het café en dronk daar een cola.

Slide 8 - Carte mentale

Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 9 - Question de remorquage

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
heeft
een blikje cola
in de pauze
gedronken

Slide 11 - Question de remorquage

twee persoonsvormen
heeft
De man
de hele nacht
gedanst
en 
is 
om zes uur 's ochtends
pas
gaan
slapen.

Slide 12 - Question de remorquage

Welke woorden kunnen gemist worden in de volgende zin:

Mijn oom / repareert / zijn scooter / vandaag / in de schuur.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 16 - Question ouverte

Wat geeft het onderwerp in een zin aan?
A
Geeft aan dat er iets gebeurt.
B
Geeft aan wie of wat iets doet.
C
Geeft alle werkwoorden in een zin aan.

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 18 - Question de remorquage

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Vidéo

werkwoordelijk gezegde
heeft
De man
mooie, grote, rode rozen
gekocht 
om zeven uur 's ochtends
op de markt
voor zijn moeder

Slide 21 - Question de remorquage

het onderwerp
heeft
De man
mooie, grote, rode rozen
gekocht 
om zeven uur 's ochtends
op de markt
voor zijn moeder

Slide 22 - Question de remorquage

het lijdend voorwerp
heeft
De man
mooie, grote, rode rozen
gekocht 
om zeven uur 's ochtends
op de markt
voor zijn moeder

Slide 23 - Question de remorquage

bijwoordelijke bepaling
heeft
De man
mooie, grote, rode rozen
gekocht 
om zeven uur 's ochtends
op de markt
voor zijn moeder

Slide 24 - Question de remorquage

werkwoordelijk gezegde
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 25 - Question de remorquage

onderwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 26 - Question de remorquage

lijdend voorwerp
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 27 - Question de remorquage

bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 28 - Question de remorquage

zin ontleden
  • Verzin een zin
  • het volgende moet er in zitten:
  • - werkwoordelijk gezegde
  • - onderwerp
  • - lijdend voorwerp

Slide 29 - Diapositive