Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Financieel - oefentoets
15 vragen ter voorbereiding op het examen
'Financieel Beheer'
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
De balans bestaat uit twee zijden. a. Aan de rechterkant staan de .... b. Hoe noemen we deze kant ook wel? (Ezelsbruggetje) c. Deze kun je verdelen in 3 hoofdgroepen. Welke zijn dit?
Slide 2 - Question ouverte
a. schulden van het bedrijf
b. Creditzijde
c. Vreemd vermogen kort, Vreemd vermogen lang en het Eigen vermogen
Om een bedrijf te starten heb je € 10.000 geleend. Je mag er 5 jaar over doen om deze lening af te lossen. Aan welke kant van de balans boek je deze lening? En in welke hoofdgroep?
A
Linkerzijde - Vaste Activa
B
Rechterzijde - Vreemd Vermogen kort
C
Debetzijde - Variabele Activa
D
Creditzijde - Vreemd Vermogen lang
Slide 3 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Leg in eigen woorden uit wat wordt bedoeld met de term 'eigen vermogen'.
Slide 4 - Question ouverte
Het Eigen Vermogen is een schuld van het bedrijf áán de ondernemer. Het is o.a. het geld dat de ondernemer in het bedrijf heeft geïnvesteerd.
Een slagerij heeft een begroting vastgesteld op € 320.000. Na een jaar zijn de onderstaande resultaten behaald. Bereken de totale omzet. Vers vlees: € 209.000 Maaltijden: € 84.000 Vleeswaren: € 61.000
Slide 5 - Question ouverte
Behaalde resultaten bij elkaar optellen:
209.000
84.000
61.000
----------+
354.000
Vergelijk de begroting en de gerealiseerde omzet van de vorige vraag. Hoe kun je het verschil verklaren? Noem 3 mogelijke oorzaken voor dit verschil.
Slide 6 - Question ouverte
320.000 begroting
354.000 omzet
-----------+
34.000 verschil
Mogelijke redenen:
1) wegvallen concurrentie
2) hogere besteding per klant
3) meer klanten
4) hogere prijzen
Noem 3 manieren om de omzet van een slagerij te verhogen.
Slide 7 - Question ouverte
1) meer reclame maken
2) verkoopprijzen verhogen
3) spaaracties inzetten
Wat is de juiste formule voor het berekenen van de brutowinst?
A
Omzet - Kosten - Inkoop
B
Opbrengst verkopen - inkoop
C
Omzet - inkoop + nettowinst
D
Omzet - BTW
Slide 8 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Van een slagerij zijn de volgende gegevens bekend. Bereken de brutowinst in geld en in % Opbrengst verkopen: € 38.950 Inkoopwaarde verkopen: € 17.540 Overige kosten: € 3.560
Slide 9 - Question ouverte
38.950
17.540
---------_
21.410 Brutowinst
21.410/38.950 * 100% = 54,97 -- 55%
Bereken de gemiddelde besteding. Aantal klanten: 180 Consumentenomzet: € 3.450 BTW: 9%
Slide 10 - Question ouverte
3.450 / 1,09 = 3.165
3.165 / 180 = 17,58
Bereken de gecorrigeerde inkoopprijs. Totaal gewicht 12,600 kilo Bewerkingsverlies 1,860 kilo Inkoopprijs € 9,50
Slide 11 - Question ouverte
12,60 * 9,50 = € 119,70
12,60 - 1,86 = 10,74
119,70 / 10,74 = € 11,15
Bereken de kostenopslag per stuk. Bereken de kostprijs per stuk. Inkoopprijs € 1,75 Begrote kosten € 24.000 Begrote verkoop in stuks 18.000
Slide 12 - Question ouverte
24.000 / 18.000 = € 1,33
1,75 + 1,33 = € 3,08
Bereken de productiviteit (OPWU) aan de hand van onderstaande gegevens. Omzet € 120.000 Inkoopwaarde € 50.550 Gewerkte uren 480 Aantal medewerkers 15
Slide 13 - Question ouverte
€120.000 / 480 uur = € 250/uur
Je koopt 34 kilo vlees in tegen een inkoopprijs van € 9,50. Het bewerkingsverlies is 4,85 kilo. Wat is de gecorrigeerde inkoopprijs?
Slide 14 - Question ouverte
34 kilo * € 9,50 = € 323,00
34 - 4,85 = 29,15 kilo
€ 323 / 29,15 kilo = € 11,08
De grondstoffen voor een product kosten € 1,25. Voor de overige kosten hanteer je een opslagpercentage van 48%. Wat is de kostprijs van dit product?
Slide 15 - Question ouverte
1,25 / (100*48) = 0,60
Kostprijs = 1,25 + 0,60 = 1,85
Wat is het doel van calculeren? En op welke momenten doe je dat?
Slide 16 - Question ouverte
bij inkoop, bewerking en verkoop
vergelijken van kwaliteiten, leveranciers
berekenen gecorrigeerde inkoopprijs,
berekenen kostprijs/verkoopprijs
Wie hebben er belang bij goed kassabeheer? Noem 2 voorbeelden van belanghebbenden.
Slide 17 - Question ouverte
Ondernemer
Medewerkers
Belastingdienst
Bank
Om de geldstroom zo goed als mogelijk te beheersen en de kans op verschillen zo klein mogelijk te houden
Noem 2 regels van jouw werkplek die betrekking hebben op het werken met de kassa. Waarom is het belangrijk dat deze regels er zijn?
Slide 18 - Question ouverte
Alleen aanslaan onder eigen kassacode
Kassa nooit geopend achterlaten
Kas tellen met twee personen
Tijdig afromen, etc.
Om kans op kasverschillen te beperken, voorkomen van fraude, bevorderen veiligheid