Oefentoets hoofdstuk 5: produceren maar! (Pincode 7e editie)



Oefentoets H5
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon



Oefentoets H5

Slide 1 - Diapositive

Kies de juiste productiefactor:

Een hovenier koopt een graafmachine om zijn graafwerk te kunnen uitvoeren
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal

Slide 2 - Quiz

Kies de juiste productiefactor:

Het werk dat een kapper doet is een voorbeeld van
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal

Slide 3 - Quiz

Kies de juiste productiefactor:

Het hout dat gebruikt wordt voor de productie van papier is een voorbeeld van
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal

Slide 4 - Quiz

Een stratenmaker maakt een oprit en vraagt hier €1.500 euro voor. Hij gebruikt stenen met een waarde van €750 euro en zand met waarde van €250 euro.

Bereken voor hoeveel toegevoegde waarde de stratenmaker zorgt.

Slide 5 - Question ouverte

Hoe kan een verkoper van houten deuren voor meer toegevoegde waarde zorgen? Noem 2 voorbeelden.

Slide 6 - Question ouverte

Zet de onderdelen uit de bedrijfskolom voor T-shirts in de goede volgorde:

groothandel - kledingwinkel- katoenteler - textielfabriek - consument
A
textielfabriek - groothandel - kledingwinkel- katoenteler - consument
B
consument - groothandel - katoenteler - textielfabriek - kledingwinkel
C
katoenteler - textielfabriek - groothandel - kledingwinkel- consument
D
groothandel - kledingwinkel- katoenteler - textielfabriek - consument

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar?

Het overnemen van werkzaamheden door robots is een vorm van automatisering
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?

Wanneer machines het werk van mensen overnemen maar de machines wel nog door mensen moeten worden bestuurd is dat een vorm van mechanisering
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Waarom maken bedrijven gebruik van technologische ontwikkelingen?

Er zijn twee antwoorden mogelijk
A
Dit is verplicht
B
Om ervoor te zorgen dat ze goedkoper kunnen produceren
C
Om ervoor te zorgen dat ze sneller kunnen produceren
D
Zodat ze mooiere producten kunnen maken

Slide 10 - Quiz

In de pauze verkoop je met een aantal klasgenoten blikjes frisdrank.

In de winkel heb je de blikjes gekocht voor €0,30. Je verkoopt ze met een brutowinstopslag van 75%. Bereken de verkoopprijs exclusief btw voor een blikje frisdrank. Schrijf de hele berekening op.

Slide 11 - Question ouverte

Waar wordt de brutowinstopslag door een bedrijf voor gebruikt? Noem de twee bestemmingen.

Slide 12 - Question ouverte

Er wordt vaker gesproken over een prijs inclusief btw en een prijs exclusief btw.

Welke van deze twee prijzen is MET btw?
A
inclusief btw
B
exclusief btw

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je de prijs inclusief btw die je in de winkel moet betalen voor een product?
A
consumentenprijs
B
verkoopprijs
C
inkoopprijs
D
kostprijs

Slide 14 - Quiz

De verkoper van T-shirts heeft berekend dat de prijs voor
1 T-shirt €25 is. Hier komt nog 21% btw bij.
Bereken de consumentenprijs. Schrijf je berekening op.

Slide 15 - Question ouverte

De consumentenprijs voor een paar schoenen is €75. Hierin zit 21% btw. Hoeveel btw is dit?

Slide 16 - Question ouverte

Een groenteboer verkoopt 350 appels voor €0,10 per stuk en 221 peren voor €0,15 per stuk.
Bereken de totale omzet

Slide 17 - Question ouverte

Noem twee redenen waarom de omzet in een bedrijf gestegen kan zijn.

Slide 18 - Question ouverte

De omzet in een bedrijf is is €30.000. De inkoopwaarde van de verkochte producten is €17.660. De bedrijfskosten zijn €10.000.
Bereken het nettoresultaat. Zet erbij of dit verlies of winst is.

Slide 19 - Question ouverte

Waar of niet waar?

De arbeidsproductiviteit is het maximum dat een bedrijf kan produceren
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?

De productiecapaciteit is het maximum aantal producten dat een medewerker kan maken in een bepaalde tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Waar of niet waar?

Door de medewerkers meer uren per week te laten werken kan een bedrijf zijn productiecapaciteit vergroten
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Welke van onderstaande maatregelen zorgen ervoor dat de arbeidsproductiviteit verhoogt?

Er zijn twee antwoorden mogelijk
A
technologische ontwikkelingen
B
prestatiebeloning
C
medewerkers meer uren te laten werken
D
meer mensen aannemen

Slide 23 - Quiz

Bij de bakstenenfabriek werken 10 mensen. Ze werken 36 uur per week. In een week produceert de fabriek 560.000 bakstenen.

Bereken de arbeidsproductiviteit per week

Slide 24 - Question ouverte

Bij de bakstenenfabriek werken 10 mensen. Ze werken 40 uur per week. In een week produceert de fabriek 560.000 bakstenen.

Bereken de arbeidsproductiviteit per uur

Slide 25 - Question ouverte

Waar of niet waar?

Maatschappelijke kosten zijn kosten zoals huur en personeelskosten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten voor een taxibedrijf.

Slide 27 - Question ouverte

Noem een voorbeeld van maatschappelijke kosten voor een taxibedrijf.

Slide 28 - Question ouverte

SUCCES met leren!!
de laatste toets van dit schooljaar
veel rekenen, dus veel oefenen

Slide 29 - Diapositive