Na Klar Kap 5 les 1

Les 1
Lernziel: 
Je kan de keuzevoorzetsels benoemen en uitleggen wanneer je derde of vierde naamval gebruikt

Inhalt:
keuzevoorzetsels

NB Indien vrijdag voor 17 uur geen samenvatting van boekje: maandag 8ste/9de uur samenvatting schrijven in lokaal




1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 1
Lernziel: 
Je kan de keuzevoorzetsels benoemen en uitleggen wanneer je derde of vierde naamval gebruikt

Inhalt:
keuzevoorzetsels

NB Indien vrijdag voor 17 uur geen samenvatting van boekje: maandag 8ste/9de uur samenvatting schrijven in lokaal




Slide 1 - Diapositive

Toetsweek
Gedeelte Kapitel 5:
* lernbox 1 + 2 (D-NL)
* lernbox 3 (NL-DU)
* keuzevoorzetsels (rijtje kunnen opnoemen) = gram B
* schema van de lidwoorden 1ste, 3de en 4de naamval in kunnen vullen
* sterke werkwoorden in voltooide tegenwoordige tijd kunnen zetten (Gram C+D + TB S 140)
* leesteksten

Slide 2 - Diapositive

De meeste voorzetsels hebben altijd dezelfde naamval:
  • Das Geschenk für meinen Opa - 4e nv
  • Ohne dich bin ich einsam. - 4e nv
  • Ich spreche mit der Freundin. - 3e nv
  • Bei dir ist es immer gemütlich! - 3e nv

Slide 3 - Diapositive

Maar bij sommige voorzetsels moet er worden gekozen
Maar bij sommige voorzetsels moet er een naamval worden gekozen:
  • an
  • auf
  • hinter
  • neben

  • in
  • über
  • unter
  • vor
  • zwischen

Slide 4 - Diapositive

   Drukt het zinsdeel een positie uit? Is het zinsdeel het     antwoord op wo of wann ? - 3e naamval

  • Der Lehrer sitzt hinter  . . .  Baum. (m)
  • Wo sitzt der Lehrer? 
  • 3e naamval

  • hinter dem Baum
Hoe bepaal je dan de naamval?

Slide 5 - Diapositive

Drukt het zinsdeel een beweging uit? Is het zinsdeel het antwoord op de vraag wohin ? - 4e naamval
  • Die Katze legt sich vor  . . .  Heizung. (v)
  • Wohin legt sich die Katze?
  • 4e naamval

  • vor die Heizung

Slide 6 - Diapositive

  • Die Lehrerin setzt sich hinter  . . .  Schreibtisch. (m)
  • Wohin setzt sich die Lehrerin?
  • 4e naamval

  • hinter den Schreibtisch

Slide 7 - Diapositive

  • Wir fahren in  . . .  Schweiz. (v)
  • Wohin fahren wir?
  • 4e naamval

  • in die Schweiz

Slide 8 - Diapositive

  • Die Katze schläft vor  . . .  Heizung. (v)
  • Wo schläft die Katze?
  • 3e naamval

  • vor der Heizung

Slide 9 - Diapositive

  • Das Fest findet in  . . .  Herbst statt.
  • Wann findet das Fest statt?
  • 3e naamval, 'locatie in tijd'

  • in dem Herbst
  • im Herbst

Slide 10 - Diapositive

Hij gaat naar het bos. (m)
A
Er geht in den Wald.
B
Er geht in dem Wald.

Slide 11 - Quiz

Die Schüler sitzen (in het) Klassenzimmer (o).

Slide 12 - Question ouverte

Der Ball rollt (onder het) Tisch(m).

Slide 13 - Question ouverte

Ich lege den Schlüssel (op de) Stuhl.

Slide 14 - Question ouverte

Zelfstandig aan de slag
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online opdrachten 18 t/m 21 (AB S 96+97 
Opdr 18: vertaal de voorzetsels
Opdr 19: vertaal de voorzetsels en geef aan welke naamval het moet zijn
Opdr 20: vul het schema in
Opdr 21A: vul de zinnen aan



Slide 15 - Diapositive

Hausaufgaben
1. maken: opdr 18 t/m 21 in AB S 96+97
2. leren: lernbox 1 + Gram B
Dinsdag volgende week SE Sonst bist du dran!

Slide 16 - Diapositive