Toets 4 (2a) 15 vr.

De instructeur laat een video zien van een bestaand kruispunt en de leerling moet daarna de borden
beschrijven.
Hoe noemen we deze didactische werkvorm?
A
Casestudy.
B
Opdracht geven.
C
Onderwijsleergesprek.
1 / 15
suivant
Slide 1: Quiz
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

De instructeur laat een video zien van een bestaand kruispunt en de leerling moet daarna de borden
beschrijven.
Hoe noemen we deze didactische werkvorm?
A
Casestudy.
B
Opdracht geven.
C
Onderwijsleergesprek.

Slide 1 - Quiz

Een rijinstructeur vertelt de klas dat hij zelf een auto met dieselmotor rijdt terwijl zijn vrouw een auto met
benzinemotor heeft.
Van welke didactische vorm is hier sprake?
A
Een onderwijsleergesprek.
B
Een casestudy.
C
Doceren.

Slide 2 - Quiz

Wat is een onderwijsleergesprek?.
A
Een gesprek tussen de instructeur en de cursisten en tussen de cursisten onderling.
B
Een door de instructeur geleid gesprek waarbij de instructeur zijn cursisten stap voor stap tot bepaalde inzichten brengt.
C
Een gesprek in de vragende vorm waarbij de instructeur net zolang doorvraagt tot de cursisten vastlopen om zodoende iets te leren over een bepaald onderwerp.

Slide 3 - Quiz

Een casestudy is een geschikte werkvorm om:
A
Begrippen te leren,
B
Delen van leerstof te analyseren,
C
Inzicht te verwerven in de leerstof.

Slide 4 - Quiz

U geeft een theorieles aan 10 leerlingen en u wilt een onderwerp bespreken door middel van het
onderwijsleergesprek.
Daarnaast wil u een casestudy als groepsopdracht doen.
Hoe richt u het lokaal in?
A
U-vorm en groepjes tafels
B
Voor beide groepjes tafels
C
Rijen en groepjes tafels.

Slide 5 - Quiz

Tijdens de theorieles wilt u de werkvorm casestudy gebruiken en examen vragen met foto's behandelen. U
laat de tafels de hele les in groepjes staan.
Wat had de instructeur beter kunnen doen?
A
De tafels in een u vorm zetten de hele les.
B
De tafels eerst in groepjes en daarna rijen.
C
De tafels eerst in groepjes en daarna In de U-vorm. D. De tafels in rijen en de leerlingen met stoelen laten schuiven om in groepjes te werken.

Slide 6 - Quiz

Door de hardopdenkmethode leert de leerling
A
Door vallen opstaan verrichtingen uitvoeren.
B
Door middel van bewust waarnemen en handelen de verrichtingen uit te voeren.
C
De verrichtingen te automatiseren.

Slide 7 - Quiz

U bent met een leerling invoegen aan het oefenen op een gecombineerde in- en uitvoegstrook. De leerling keek een beetje moeilijk na uw mondelinge uitleg en bij de eerste keer oefenen van de opdracht blijkt dat het niet goed gaat.
Wat had de instructeur beter kunnen doen bij de uitleg?
A
De uitleg verhelderen met een modelautootje.
B
De uitleg verhelderen met handgebaren.
C
De uitleg verhelderen met een situatieschets en demonstratie. D. De uitleg verhelderen met een situatieschets.

Slide 8 - Quiz

Als instructeur geeft u een theorieles waarbij u de verkeersregels in verschillende situaties wil behandelen. U
kiest er voor om alleen maar te doceren. Op het theorie-examen blijkt dat de leerlingen de verkeersregels niet kunnen toepassen.
Wat had u als instructeur moeten doen?
A
Naast doceren ook video's laten zien.
B
Naast doceren ook opdrachten geven.
C
Naast doceren ook huiswerk opgeven.
D
Naaste doceren de leerlingen veel examenvragen laten maken.

Slide 9 - Quiz

Een instructeur wil een leerling het achteruit in file parkeren" aanleren.
Op welk moment in de praktijkles geeft de instructeur een demonstratie?
A
Als hij de opdracht geeft aan de leerling om de taak uit te voeren.
B
Als hij met behulp van een speelgoedautootje het verloop van de manoeuvre laat zien,
C
Als hij vertelt uit welke belangrijke stappen en kritieke punten de manoeuvre is opgebouwd.

Slide 10 - Quiz

Bij de keuze van hulpmiddelen is het van belang om rekening te houden met:
A
De begrijpelijkheid van het hulpmiddel voor de instructeur.
B
De leerstof die je gaat behandelen.
C
De beschikbare tijd.

Slide 11 - Quiz

Waarvoor gebruikt een instructeur tijdens de les didactische hulpmiddelen?
A
Omdat er goede hulpmiddelen te koop zijn.
B
Om de taak van de instructeur te verlichten.
C
Om het onderwijs duidelijker en begrijpelijker te maken.

Slide 12 - Quiz

Hulpmiddelen voor gebruik in de praktijkles zijn?
A
Handelingsanalyses, videocamera, overheadprojector.
B
Miniatuurautootje met draalbare voorwielen, bordenfolder, situatie schetsen.
C
Richtpunten, sheets en handelingsanalyse.

Slide 13 - Quiz

Als rijinstructeur gaat u voor morgen een les voorbereiden.
Hoe weet u wat u moet voorbereiden?
A
Door op de instructiekaart te kijken wat u de vorige les heeft gedaan.
B
Door uw aantekeningen bij deze leerling door te lezen.
C
Door een standaardles te pakken. D. Door een les te kiezen die u zelf leuk vindt.

Slide 14 - Quiz

Een rijinstructeur moet morgenavond een theorieles geven. Hij huurt het lokaal voor het eerst en is nu op
de locatie om te kijken hoe het is ingericht.
Wat moet hij allemaal checken voordat hij de les kan geven?
A
Hij moet kijken of er zaken zijn zoals een beamer, white-board maar ook zorgen dat de stoelen en tafels goed staan en er hand-outs zijn.
B
Dat het lokaal goed is ingericht en genoeg tafels en stoelen heeft voor de groep cursisten.
C
Dat de hand-outs klaar liggen om uit te delen.
D
Of het goed verlicht is.

Slide 15 - Quiz