1ha1/1a2 - chapitre 2 - a la boulangerie

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

timer
5:00
  • In stilte (niet overhoren)
  • Voca F + zinnen

Slide 2 - Diapositive

timer
0:30
  • Exercice 27a
    2 =   6
    3 =  66
    4 =  10
    5 =  70
    6 =  12
    7 =   72
    8 =   75

Slide 3 - Diapositive

timer
0:30
  • Exercice 27c
    2  =  76
    3  =  85
    4 =   88
    5  =  91
    6 =   94
    7 =   96
    8 =  99


Slide 4 - Diapositive

soixante-dix
A
zestien
B
zes
C
zestig
D
zeventig

Slide 5 - Quiz

44
A
quarante-trois
B
quarante-quatre
C
quatre-quarante
D
quatre-quatre

Slide 6 - Quiz

20 + 60 = ?
A
quatre-vingt
B
quatre-vingts
C
quatre-vingt-dix
D
quatre-trois

Slide 7 - Quiz

cinquante + cinquante = ?
A
zéro
B
cent
C
dix
D
cents

Slide 8 - Quiz

quatre x dix-huit =
A
soixante-douze
B
cinquante-neuf
C
soixante-dix
D
quatre-vingt

Slide 9 - Quiz

wij hebben een hond
A
on a un chat
B
nous avons un chien
C
ils ont un chien
D
vous avez un chien

Slide 10 - Quiz

il a
A
zij heeft
B
zij hebben
C
wij hebben
D
hij heeft

Slide 11 - Quiz

hij heeft twee ijsjes

Slide 12 - Question ouverte

Wat weet je nog over het regelmatige ww?

Slide 13 - Carte mentale

wij kijken
A
on regarde
B
nous regardez
C
vous regardez
D
je regarde

Slide 14 - Quiz

jullie praten
A
nous parlons
B
tu parles
C
vous parlez
D
ils parlent

Slide 15 - Quiz

Telefoon op de hoek van je tafel

Slide 16 - Diapositive

C'est quoi : "une boulangerie" ?


1. On regarde une vidéo (deux fois)

Slide 17 - Diapositive

7

Slide 18 - Vidéo

00:15
Wat betekent 'Les viennoiseries'?
A
het eten
B
de taart
C
de gebakjes
D
de broodjes

Slide 19 - Quiz

00:44
Hoe begroeten de vrouwen elkaar? (geef het Franse woord)

Slide 20 - Question ouverte

00:47
Wat is het verschil tussen 'une flûte' en 'une baguette' ?

Slide 21 - Question ouverte

00:57
un croissant au 'beurre'

Wat betekent 'beurre'?
A
chocola
B
vanille
C
boter
D
room

Slide 22 - Quiz

01:09
Welk gebakje heeft ze gekozen?
A
tarte au citron
B
tarte au abricot
C
tarte au chocolat
D
tarte à la vanille

Slide 23 - Quiz

01:26
ça coute combien ? Schrijf het getal volledig op in het Frans.

Slide 24 - Question ouverte

01:58
Wat betekent "bonne journée"?
A
tot ziens
B
tot gauw
C
dag
D
fijne dag

Slide 25 - Quiz

A. Zoek op je telefoon een menukaart van een boulangerie.

B. Maak een boodschappenlijstje (30a).
Schrijf 3 lekkernijen op.

Slide 26 - Diapositive

C. Voor in tweetallen het gesprek.
1 = bakker, 2=client                       WISSEL VAN ROL.

Slide 27 - Diapositive

Quizlet : woordjes of de getallen.

Slide 28 - Diapositive