1ha chap2 à la boulangerie

Startopdracht
Français en classe
Regarder: à la boulangerie
Au travail
Spreekdoel
  1. Je kunt vertellen welk eten jij (niet) lekker vindt.
  • Je kunt vertellen welk eten iemand anders (niet) lekker vindt.
Kijk-luisterdoel
Je kunt het gesprek tussen de klant en de bakker globaal volgen.

- benoemen wat er is bestelt.
- hoeveel het kost.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Startopdracht
Français en classe
Regarder: à la boulangerie
Au travail
Spreekdoel
  1. Je kunt vertellen welk eten jij (niet) lekker vindt.
  • Je kunt vertellen welk eten iemand anders (niet) lekker vindt.
Kijk-luisterdoel
Je kunt het gesprek tussen de klant en de bakker globaal volgen.

- benoemen wat er is bestelt.
- hoeveel het kost.

Slide 1 - Diapositive

Startopdracht
Faire (maken):
A - j'aime/j'adore/je déteste
B - vrai (waar) ou faux (niet waar)
C - réponds (beantwoord) en français

Klaar? vocabulaire E (livre)
timer
7:00

Slide 2 - Diapositive

Français en classe
1. Tu aimes ...  ?
- Oui, j'aime [wie zjehm]
- Non, je déteste [zju deetehst]

2. Tu préfères .... ou .... ?
- Oui, je préfère [wie zju preefehr]

3. Anna aime le fromage ?


Je ne sais pas                 
[zju nuh sè pa]
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

À la boulangerie
On va regarder une vidéo interactive (2x)

- timer / à choix multiples / openvragen

Slide 4 - Diapositive

0

Slide 5 - Vidéo

8

Slide 6 - Vidéo

Au travail (page: 143)
7a - combineer de onderstreepte woorden met de juiste vertaling.
7b - lees het dialoog en kies het juiste woord.
7c - kleur de positieve woorden groen en de negatieve rood.
8a - zoek de vertaling van de woorden in de woordzoeker. maak de tabel compleet.
8b - schrijf het Franse woord onder het plaatje.
Klaar? Quizlet


Slide 7 - Diapositive

00:15
Wat betekent 'les viennoiseries'?
A
de supermarkten
B
de maaltijden
C
de gebakjes
D
de luxe broodjes

Slide 8 - Quiz

00:44
Hoe begroeten de vrouwen elkaar?
(antwoord in het Frans)
timer
0:20

Slide 9 - Question ouverte

00:47

Wat is het verschil tussen 'une flûte' en 'une baguette' ?
timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

00:57
Wat bestelt de vrouw?

"un croissant au beurre et deux chocolatines svp."


A
Een croissant en twee chocoladebroodjes.
B
Twee croissants en één chocoladebroodje.

Slide 11 - Quiz

01:09
Welk gebakje heeft ze gekozen?
A
tarte au citron
B
tarte au abricot
C
tarte au citron meringue
D
tarte à la vanille

Slide 12 - Quiz

01:18
Op welk Nederlands gebakje lijkt de millefeuille?
timer
0:20

Slide 13 - Question ouverte

01:26
- Ça coute combien ?
Hoeveel kost het? (in het NL)
timer
0:20

Slide 14 - Question ouverte

01:58
Wat betekent "bonne journée"?
A
tot ziens
B
tot gauw
C
dag
D
fijne dag

Slide 15 - Quiz

Ik kon het gesprek tussen de bakker en de koper goed volgen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage