2B2 11-05-23

English 11-05-23
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

English 11-05-23

Slide 1 - Diapositive

Today

Planning
Words
Grammar
Exercises

Slide 2 - Diapositive

Planning
Reading test:
Tuesday 23rd of May

Slide 3 - Diapositive

timer
5:00
Page 196 & 197

Slide 4 - Diapositive

Goal
Aan het eind van de les kan je iets of iemand omschrijven of omschrijven hoe iets of iemand wat doet

Dat betekent dat je na vandaag dingen kan zeggen als:
I am a safe driver.
I drive safely.

Slide 5 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden

Slide 6 - Diapositive

Summary
  • Zegt het woord iets over een mens, een dier of een ding? Dan gebruik je een bijvoeglijk naamwoord.
  • She is a nice girl. This girl is nice
  • Zegt het woord iets over een werkwoord dan gebruik je een bijwoord (en komt er -ly achter)
  • She sings nicely, It works nicely
  • Zegt het woord iets over een bijvoegelijk naamwoord dan gebruik je een bijwoord (en komt er -ly achter)
  • She is an extremely nice girl. 
  • En er zijn uitzonderingen. (argh#@!) woorden als fast, very en well hebben hun eigen vorm als bijwoord
  • She runs fast (en niet she runs fastly)

Slide 7 - Diapositive

She is a  ___________ runner
strong
strongly

Slide 8 - Question de remorquage

He is eating very ___________ . That can't be good for you.
quick
quickly

Slide 9 - Question de remorquage

She always rides ___________ on her motorcycle
safe
safely

Slide 10 - Question de remorquage

The weather was _____________  ___________ in Spain this summer
extreme
extremely
nice
nicely

Slide 11 - Question de remorquage

Adjectives and adverbs are:

Slide 12 - Sondage

Work work work
5.4 reading
Please do exercises 2, 3, 4 en 6





Slide 13 - Diapositive

timer
3:00
Page 206

Slide 14 - Diapositive

nail
saftey goggles
sandpaper
screwdriver
toxic
power drill
toolbox
pliers
Dust mask

Slide 15 - Question de remorquage

A to mark
B to insert
C to measure
D to loosen
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quiz

A to screw
B to sand
C to drill
D to create
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quiz

A to loosen
B to remove
C to mark
D dump
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een
zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen
en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 19 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
That's a fast car
Fast zegt iets over de auto

David is a polite boy
polite zegt iets over de jongen

Slide 20 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt, actie in de zin).
of
Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord


Slide 21 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

 He  is an extremely quick walker
("extremely" zegt iets over hoe snel)



Slide 22 - Diapositive

Wat is juist?
Een bijwoord eindigt altijd op:
A
-S
B
-ING
C
-LY
D
-ES

Slide 23 - Quiz

Wat is juist?
She is a ..... girl.
A
beautiful
B
beautifully

Slide 24 - Quiz

Wat is juist?
She sings .....
A
beautiful
B
beautifully

Slide 25 - Quiz

Wat is juist?
This is an ..... exercise.
A
easy
B
easily

Slide 26 - Quiz

Wat is juist?
Let's have a ..... lunch.
A
quick
B
quickly

Slide 27 - Quiz

Wat is juist?
Some people like to eat very .....
A
quick
B
quickly

Slide 28 - Quiz

Wat is juist?
The rockband played the song .....
A
slow
B
slowly

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
The lead singer is .....
A
slow
B
slowly

Slide 30 - Quiz

Exercises
5.4 reading 
exercise 6, 7, 8, 9

Slide 31 - Diapositive