Werkwoordspelling H2 + H3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Goedemiddag!

10 minuten in stilte lezen. 

Planning

• Gesprekjes coachuur
• Herhalen ww-spelling H1
• Nakijken huiswerk
• Startopdracht Spelling werkwoorden H2
• Uitleg PVVT: zwakke werkwoorden
• In groepjes opdr. maken

(Worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?

1. Word
2. Wordt

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
welke is goed geschreven?

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediendt

.... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind

Het gebeur... nog te vaak dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

De docent (beoordelen) ons op onze kennis van werkwoordspelling.

1. beoordeeld
2. beoordeelt

Nakijken

Pak een andere kleur pen/potlood en kijk met je groepje de opdrachten na. Verbeter ook je foute antwoorden!

Startopdracht (blz. 66)

Wat is het verschil in betekenis tussen zin a en zin b?

Raadsel: Wie loopt 's morgens op vier benen, 's middags op twee en 's avonds op drie?

a. De meeste mensen raden de oplossing van dit raadsel niet.

b. De meeste mensen raadden de oplossing van dit raadsel niet.

Uitleg PVVT: zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd. 

T KoFSCHiP X

ik-vorm

ik-vorm

-de(n) of -te(n)?

lusten

keffen

branden

plagen

morsen

huren

Uitleg PVVT: sterke werkwoorden

Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. 

Gebruik de verlengproef:

binden > (ik) bond (want: wij bonden)

zitten > (ik) zat (want: zij zaten)

Schrijf het woord zo kort mogelijk:

strijden > streden; liggen > lagen; beginnen > begonnen

Aan de slag!

Maak van spelling werkwoorden H1:

opdr. 4

Maak van spelling werkwoorden H2:

opdr. 4 (1 en 2) en opdr. 5

Niet af? > huiswerk voor morgen!

Planning deel 2

• Aantekeningen maken Spelling, werkwoorden, H3
• Klassikaal opdracht 1 maken
• Zelfstandig opdracht 2 maken 

Aantekening maken

Lees de groene tekst op blz. 96 van je boek.

Maak voor jezelf een aantekening achter in je schrift die gaat over de persoonsvorm verleden tijd: sterke werkwoorden.

1. Gisteren ... (rijden) de trein volgens schema; Quinta ... (komen) daardoor gelukkig op tijd voor de auditie.

2. De journalist ... (houden) zich aan zijn afspraak: hij ... (brengen) een souvenir voor zijn tachtigjarige oma mee uit Zuid-Afrika.

3. In Afrika ... (zien) wij iets unieks: een luipaard ... (verslinden) een leeuw.

4. Tijdens zijn debuut in het eerste elftal ... (mogen) Yassine een penalty nemen; zijn team ... (winnen) daardoor de wedstrijd.

5. De voetballers ... (eten) na de wedstrijd eerst samen een patatje in de kantine; daarna ... (vertrekken) ze pas naar de kleedkamer.

6. De legendarische voetballer ... (geven) commentaar op de wedstrijd van het Nederlands elftal; zijn woorden ... (klinken) logisch.

Aan de slag!

Maak nu zelfstandig opdracht 2 (blz. 97).