NN Werkwoordspelling H3 en H4 pvvt sterke werkwoorden en vd/od
Planning H3
Nakijken huiswerk
Aantekeningen maken Spelling, werkwoorden, H3
Klassikaal opdracht 1 maken
Zelfstandig opdracht 2 maken
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Planning H3
Nakijken huiswerk
Aantekeningen maken Spelling, werkwoorden, H3
Klassikaal opdracht 1 maken
Zelfstandig opdracht 2 maken
Slide 1 - Diapositive
Nakijken huiswerk
Open de Classroom en kijk je huiswerk met een andere kleur na. Verbeter ook je eventuele fouten!
Klaar?
Ga werkwoordspelling oefenen in de spellingsapp van Plot26
Slide 2 - Diapositive
Aantekening maken
Open Nieuw Nederlands op pagina 96-97.
Ga naar Hoofdstuk 3, Spelling, 'De verleden tijd van sterke werkwoorden' en lees de groene tekst.
Maak voor jezelf een aantekening in je schrift die gaat over de persoonsvorm verleden tijd: sterke werkwoorden.
Slide 3 - Diapositive
We gaan nu in quiz-vorm opdracht 1 maken.
Zorg ervoor dat je de antwoorden ook in je schrift invult.
Slide 4 - Diapositive
1. Gisteren ... (rijden) de trein volgens schema; Quinta ... (komen) daardoor gelukkig op tijd voor de auditie.
Slide 5 - Question ouverte
2. De journalist ... (houden) zich aan zijn afspraak: hij ... (brengen) een souvenir voor zijn tachtigjarige oma mee uit Zuid-Afrika.
Slide 6 - Question ouverte
3. In Afrika ... (zien) wij iets unieks: een luipaard ... (verslinden) een leeuw.
Slide 7 - Question ouverte
4. Tijdens zijn debuut in het eerste elftal ... (mogen) Yassine een penalty nemen; zijn team ... (winnen) daardoor de wedstrijd.
Slide 8 - Question ouverte
5. De voetballers ... (eten) na de wedstrijd eerst samen een patatje in de kantine; daarna ... (vertrekken) ze pas naar de kleedkamer.
Slide 9 - Question ouverte
6. De legendarische voetballer ... (geven) commentaar op de wedstrijd van het Nederlands elftal; zijn woorden ... (klinken) logisch.
Slide 10 - Question ouverte
Aan de slag!
Maak nu zelfstandig opdracht 2 op p. 97.
Klaar? Oefen in de app werkwoordspellen in Plot26
timer
10:00
Slide 11 - Diapositive
Huiswerk voor do 12/1
Afmaken opdracht 2 (p. 97)
Oefen twintig minuten werkwoordspelling in de app werkwoordspellen in Plot26.
Zet voor jezelf een timer en werk geconcentreerd. Je bent dan ook aan het leren voor je GPW.
Slide 12 - Diapositive
Planning H4
Uitleg ww-spelling H4 (voltooid deelwoord)
Uitleg Gebiedende wijs
Opdrachten maken ww-spelling H4
Herhalen ww-spelling H1 t/m H3
Slide 13 - Diapositive
Wat betekent het woord 'voltooid'?
Slide 14 - Question ouverte
Theorie: voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord (vd): geeft aan dat een handeling is afgerond (=voltooid). Vorig jaar is Mehmet naar Turkije gevlogen.
Spelling:
- eindigt op -en --> wij hebben heerlijke couscous gegeten.
- of eindigt op -d of -t. --> Guido heeft zaterdagavond geklaverjast. Marijke heeft haar konijn verwaarloosd.
Slide 15 - Diapositive
Theorie: voltooid deelwoord
Hoe weet je of een voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
Je kunt het woord 'langer maken'. Je hoort of je het woord met een -t of een -d moet schrijven. Voorbeeld: kamperen --> kampeerde --> gekampeerd
Je gebruikt 'T eXKoFSCHiP / 'T eXFoKSCHaaP.
- kamperen. Voor -en staat een -r. De -r zit niet in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord is een -d --> gekampeerd. - klaverjassen. Voor -en staat een -s. De -s zit wel in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord
is een -t --> geklaverjast.
Slide 16 - Diapositive
Theorie: onvoltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord (od): geeft aan dat een handeling nog bezig is (=onvoltooid --> niet afgerond).
Vrolijk lachend stapten de kinderen uit de bus.
Spelling:
- hele werkwoord + d: juichen --> juichend
Slide 17 - Diapositive
Gebiedende wijs
De gebiedende wijs wordt gebruikt om bevelen, aansporingen of verzoeken uit te drukken.
De gebiedende wijs bestaat uit de ik-vorm.
Ga nu naar huis! Maak je huiswerk!
Slide 18 - Diapositive
Aan de slag!
Maak de opdrachten die bij deze paragraaf horen (hoofdstuk 4, spelling werkwoorden, p. 126-127).
Klaar? Oefen in de app werkwoordspellen van Plot26
De laatste 10 minuten bespreken we opdracht 1 en 2.
Slide 19 - Diapositive
Planning les vrijdag
Afronden H4 werkwoordspelling
Herhalen ww-spelling H1 t/m H3
Slide 20 - Diapositive
Nakijken
Open de Classroom en kijk je huiswerk met een andere kleur na. Verbeter ook je eventuele fouten!
Klaar?
Ga werkwoordspelling oefenen in de app werkwoordspelling van Plot26.
Slide 21 - Diapositive
Herhalen H1 t/m H3 werkwoordspelling
Weet je het nog?
Slide 22 - Diapositive
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt
Slide 23 - Quiz
Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd.
B
verandert wel van klank in de verleden tijd.
Slide 24 - Quiz
Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.
Slide 25 - Quiz
Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.
Slide 26 - Quiz
Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken
Slide 27 - Quiz
Wat is het sterke werkwoord?
A
branden
B
rijden
C
lachen
D
poetsen
Slide 28 - Quiz
Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beloven, drijven, geven en handhaven
B
bijten, eten, rijden en weten
C
blozen, grazen, lezen en verliezen
D
krabben, finishen, piekeren en ritselen
Slide 29 - Quiz
Wat is het sterke werkwoord?
A
schilderen
B
roepen
Slide 30 - Quiz
Wat is GEEN zwak werkwoord?
A
voelen
B
praten
C
horen
D
ruiken
Slide 31 - Quiz
Wat is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
meten
C
durven
D
schieten
Slide 32 - Quiz
Heb je de uitleg en de opdrachten werkwoordspelling goed begrepen?